NAV: 'Wet Oneerlijke Handelspraktijken wordt te weinig gebruikt'
NAV was groot pleitbezorger van de wet, die in 2021 in werking trad en de uitwerking is van een Europese richtlijn om de positie van boeren in de keten te versterken. Nederland maakte, tot tevredenheid van NAV, werk van die richtlijnen. In Nederland houdt de Autoriteit Consument en Markt (ACM) toezicht op handhaving van deze wet.
Verboden praktijken zijn onder meer betaling van bederfelijke agrarische producten later dan 30 dagen na levering en van niet-bederfelijke producten later dan 60 dagen na levering, annulering van de bestelling minder dan 30 dagen voor levering, eenzijdige wijzigingen van overeenkomsten door de afnemer, betalen van zaken die geen verband houden met de verkoop van agrarische producten, weigeren van een schriftelijke bevestiging, onrechtmatig bedrijfsgeheimen verkrijgen, dreigen met vergeldingsmaatregelen door de afnemer en eisen van een vergoeding na klachten klanten van de afnemer.
Te laat betalen
De Europese Commissie publiceerde een rapport. De meeste klachten gingen over te late betaling van bederfelijke producten (50 procent) of van niet-bederfelijke producten (13 procent), gevolgd door eisen van betalingen die geen verband hielden met een bepaalde transactie (7 procent) of voor opslag, uitstalling en opname in het assortiment (7 procent).
NAV: 'Uit de enquête bleek ook dat toch nog 38 procent van de producenten in de EU onbekend was met de wet en wist 57 procent niet waar ze in hun land een klacht konden indienen. Er waren verschillende redenen voor producenten om geen melding te doen als ze een oneerlijke handelspraktijk ervaren. Over de hele EU geven de cijfers aan dat 30 procent bang is voor vergeldingsacties door de afnemer, 23 procent denkt dat het nu eenmaal normaal is in de sector en 17 procent heeft geen vertrouwen in de afhandeling van de klachten door de autoriteiten.'
Geen klacht
En dat kan beter, vindt NAV. 'Uit een ledenpeiling van de NAV in 2014 bleek dat een zeer groot deel van onze leden oneerlijke handelspraktijken had ervaren in de vijf jaar daarvoor. Deze cijfers hebben wij gebruikt om te lobbyen voor de wet in de agrarische keten. Wij waren dan ook verheugd dat de wet in werking trad en hopen dat het een afschrikwekkende werking heeft. Onze indruk is echter, dat ook in Nederland veel boeren geen klacht indienen uit angst voor represailles of omdat ze niet bekend zijn met de wet.'
Ook wil de belangenbehartiger een Europees verbod op verkoop onder de kostprijs. Het wisselt nu per lidstaat of zo'n verbod is opgenomen, of niet.