'Meer stikstofruimte bij minder dierlijke mest of meer productie'

Doel van de extra bemestingsruimte is voldoende stikstof en fosfaat voor het gewas te houden, zonder dat daarbij de uitspoeling van deze elementen toeneemt. Bij vervanging van drijfmest kan dat volgens de vakgroep en een hogere gewasproductie voorkomt ook uitspoeling.
Een berekening van LTO-akkerbouw toont een model waarbij 30 kilo extra stikstofruimte is bij geen drijfmest toepassing. Lagere doseringen drijfmest bieden dan 10 of 20 kilo extra stikstofruimte. Bij gebruik van dunne fractie stelt de vakgroep 15 kilo extra stikstofruimte voor.
Hogere opbrengsten rechtvaardigen meer stikstof en fosfaat, denkt de akkerbouwvakgroep. Voor een bedrijf van 80 hectare kan dat 3.000 kilo extra stikstofruimte betekenen en 860 kilo fosfaat. Voor nog hogere hectare-opbrengsten denkt de vakgroep aan 4.150 kilo extra stikstof en 1.220 kilo extra fosfaat voor een dergelijk bedrijf.
Wageningen UR rekent aan deze modellen. Omdat eerst gerekend is met oudere cijfers uit de periode 2002-2006, doet WUR dit nogmaals met actueler cijfers. Vakgroepvoorzitter Jaap Haanstra hoopt in 2016 een bruikbaar model te hebben voor de teelt.
Geen derogatie
De uitspraak dat de akkerbouw in het zesde actieprogramma niet meer achter de derogatie gaat staan wil Haanstra overeind houden. Hij vindt dat het met nieuwe technieken goed mogelijk is om mest te verwerken en dat mestverwerking en erkenning van de producten daaruit als kunstmestvervangers beter zijn dan vasthouden aan het oude model met derogatie. „Het is gemakkelijk geworden om de dunne fractie te scheiden en veehouders kunnen mineralenconcentraat maken. De investering daarvoor ligt op 20-25.000 euro. Veeboeren kunnen dan zelf kunstmestvervangers maken en de afvoer van mest is dan niet meer noodzakelijk. De ene sector kan niet langer verwachten dat de andere de derogatie overneemt.”

Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Susan Rexwinkel