‘Wetsvoorstel onteigening verzwakt rechtspositie grondeigenaren’

Met de Aanvullingswet wil de minister onteigening regelen via de Omgevingswet. Daardoor valt de ingrijpende procedure straks enkel onder het bestuursrecht. Dit betekent dat onteigeningsbesluiten (nu een ‘Koninklijk Besluit’) straks niet meer standaard en volledig worden getoetst door de Kroon. Toetsing vindt dan enkel nog plaats op onderdelen, die getroffen eigenaren zelf moeten aandragen. De FPG stelt dat toetsing door de Kroon moet blijven.
Dubbelrol gemeentes
De rechtsbescherming van eigenaren vermindert bovendien omdat lagere overheden na de wetswijziging zelfstandig onteigeningsbesluiten kunnen nemen. Nu moeten zij de Kroon verzoeken dit te doen. Paul Kindt, rentmeester en bestuurslid bij de FPG, noemt deze ontwikkeling onwenselijk: ‘Gemeenten kunnen optreden als marktpartij op de grond- en woningmarkt. Als zij daarnaast de bevoegdheid krijgen om onteigeningsbesluiten te nemen, is dat een dubbelrol die de zorgvuldigheid van de procedure onder druk zet.’ De nieuw op te richten commissie die gemeenten gaat adviseren, biedt volgens de FPG onvoldoende waarborgen.
Naast de Aanvullingswet grondeigendom zijn ook vier Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB’s) gepubliceerd die horen bij de Omgevingswet. Daarin is nog altijd een gedoogplicht opgenomen die eigenaren verplicht mee te werken aan de aanleg van leidingen en kabels op en door hun grond.
Oneerlijke onderhandelingspositie
In deze AMvB’s moet dan ook worden opgenomen dat de grondeigenaar recht heeft op een marktconforme vergoeding voor die aanleg (retributie voor het medegebruik van de grond), vindt de FPG. 'Zo zou na lange tijd een einde kunnen worden gemaakt aan de oneerlijke onderhandelingspositie die grondeigenaren hebben ten opzichte van (commerciële) leidingbeheerders, vanwege die gedoogplicht.'