Meer hoge en efficiënte windmolens op land

Vorig jaar is 6 procent van alle stroom die in Nederland wordt gebruikt met molens opgewekt. Dat is voldoende om 2,5 miljoen huishoudens een jaar lang van stroom te voorzien. Daarnaast is 75 procent van de verbruikte elektriciteit in Nederland opgewekt met het stoken van aardgas en kolen.
Het vermogen van het Nederlandse windmolenpark is tussen de jaren 2002 en 2015 gegroeid van 0,7 naar 3,4 gigawatt. Eind vorig jaar stond op het land ruim 3 gigawatt aan vermogen opgesteld, dat is 0,4 gigawatt meer dan een jaar eerder.
Steeds hogere molens
De afgelopen jaren zijn op het land steeds hogere windmolens neergezet. In de jaren 2002 tot 2008 nam het aantal molens met een ashoogte (het punt waar de wieken draaien) van 51 tot en met 70 meter het sterkst toe. In de periode hierna steeg het vermogen van het windmolenpark, vooral door de bouw van molens van meer dan 70 meter. Hiervoor waren minder nieuwe windturbines nodig dan voorheen, omdat deze hogere molens meer vermogen hadden. Na 2011 kwam bijna drie kwart van de stijging van het opgestelde vermogen door de plaatsing van windturbines van meer dan 95 meter hoogte.
Hogere molens vangen meer wind en wekken dus meer elektriciteit op, ook omdat de wieken meestal groter zijn. Een derde van de windmolens op land heeft een ashoogte van 71 meter of meer en die hebben samen ruim 60 procent van de windenergie opgewekt in 2015. Dat betekent dat de lagere molens, in aantal twee derde van het totaal, iets minder dan 40 procent van de windenergie hebben opgewekt.
Hogere molens het meest efficiënt
De grootte van de cirkel die de wieken van de windmolen maken (het rotoroppervlak) is bepalend voor de hoeveelheid elektriciteit die de molen produceert. Hogere molens hebben vaak een grotere rotor en benutten deze ook het meest efficiënt, blijkt uit de cijfers van het CBS. De opgewekte energie per vierkante meter rotoroppervlak is in het jaar 2015 gemiddeld ruim 1.000 kilowattuur bij molens van 95 meter of hoger, en minder dan 600 kilowattuur bij molens van 30 meter of lager. Het CBS voegt daar aan toe dat deze waarden per jaar niet constant zijn, maar afhankelijk zijn van de hoeveelheid wind.