
Zwavelvoorziening wintertarwe: vertrouw op mineralisatie

Tarwe heeft voldoende zwavel nodig voor de bakkwaliteit
Tarwe gebruikt zwavel voor de vorming van eiwitten in de plant en daarmee is er ook een direct verband met de bakkwaliteit. Gebrek geeft een geringere korrelaanleg door achterblijvende aarvorming. Een tekort aan zwavel uit zich, net als een stikstoftekort, in het lichtgroen verkleuren van de bladeren. Onderscheidend is dat bij zwavelgebrek de jonge bladeren verkleuren en bij stikstofgebrek de ouderen. Dit komt doordat zwavel minder mobiel is in de plant.
Zwavel kan echter niet onbeperkt worden aangevoerd. Een overbemesting met S leidt tot een mindere opname van spoorelementen door de wintertarwe. Verder resulteert een teveel aan zwavel in calciumuitspoeling en verzuurt de bodem.
De zwavelbehoefte is de zwavelopname van het gewas. Dit is niet hetzelfde als de bemestingsbehoefte van het gewas! Zwavel komt voor het gewas ook beschikbaar via depositie en bodemmineralisatie.
S-balans geeft antwoord
Of het tarwegewas voldoende zwavel heeft is redelijke eenvoudig te berekenen met de S-balans. Deze S-balans is een optelling van de minerale S, S uit depositie, S uit mineralisatie organische stof (zwavelleverend vermogen bodem), S uit capillaire opstijging grondwater en S uit beregening. Daar moet worden afgetrokken de uitspoeling en de behoefte van het gewas. De S-min, S uit mineralisatie organische stof en S uit bodemvocht zijn kwantitatief de belangrijkste aanvoerposten. Voor een aantal onderdelen van deze balans geeft een bodemanalyse het meest nauwkeurige inzicht.
Zoals uit nevenstaande tabel 1 blijkt heeft wintertarwe een S-behoefte van ‘maar’ 20-25 kg per hectare. Deze hoeveelheid moet met name tussen stengelstrekking (Feekes 6) en bloei (Feekes 10.5) beschikbaar zijn. Gemiddeld over de grondsoorten heen is er in het voorjaar al zo’n 10-15 kg minerale S beschikbaar. Dit jaar was dat, zeker op de zwaardere gronden, het geval door de relatief droge winter. Ook is de mineralisatie vanuit de bodemorganischestof inmiddels behoorlijk op gang gekomen. Hoewel voor elke grondsoort niet evenveel en ook niet allemaal beschikbaar in de gewenste periode, kun je toch rekenen op ongeveer een derde deel van de SLV-waarden in tabel 2.
Zwavel uit depositie en organische mest is een extraatje
De bijdrage aan de S-balans vanuit depositie en organische mest kun je beschouwen als een extraatje. Kwantitatief gezien praten we over marginale bijdragen van maar enkele kilo’s per hectare. Depositie levert nog maar zo’n 5-6 kg per hectare, ruim 10 jaar geleden zat dit nog op het dubbele. Ook de bijdrage vanuit organische mest is beperkt, zeker op het moment dat het nodig is. Gemiddeld is aan het begin zo'n 10% van de aangevoerde hoeveelheid (rundveedrijfmest bevat 700 gram S per kuub mest) door mineralisatie beschikbaar, voor hele seizoen 45-50%. Doordat niet alles beschikbaar komt stijgt door de organische bemesting op termijn wel het zwavelleverend vermogen van de grond.
Samengevat
Is de wintertarwe dit teeltseizoen al bemest met zwavel, dan is op dit moment aanvullende bemesting zeker niet meer nodig en zelfs weggegooid geld. De kleine kans dat er nog wat nodig is zal worden ingevuld door zwavel die beschikbaar komt door mineralisatie. Is er niet apart voor zwavel bemest, dan lopen eigenlijk alleen de tarwepercelen op de lichte gronden een marginaal risico op een zwaveltekort. Doordat op die gronden vaak al organische mest aan de basis wordt toegediend, doet het risico verder afnemen. Is er op basis van de verzamelde data of symptomen in het veld aanleiding om toch nog wat zwavel te geven, voer dan een bemesting c.q. bespuiting uit met een direct opneembare zwavelmeststof. Elke andere zwavelmeststof die niet direct beschikbaar is voor het gewas is zonde geld omdat het geen bijdrage meer levert aan korrel- of eiwitopbrengst.
Tekst: OCI Agro, NutriNorm.nl
Beeld: Ruth van Schriek