Droogte en koude beperken aantasting bladvlekkenziekte in wintertarwe

Van andere graanziekten (meeldauw, DTR, gele roest, bruine roest, aarfusarium en sneeuwschimmel) is vooralsnog geen aantasting waargenomen. Bij alle rassen is inmiddels de tweede knoop zichtbaar, maar alleen bij Elixer is deze reeds los. Op Kollumerwaard is de aantasting van septoria nagenoeg gelijk gebleven. Dit blijkt uit de graanziektebarometer van SPNA-Agroresearch. De graanziektebarometer is een weergave van het verloop van aantasting van de meest voorkomende ziekten in wintertarwe gedurende het groeiseizoen. De aantastingen worden wekelijks bepaald op de proefboerderijen Ebelsheerd (EH) en Kollumerwaard (KW). De waarnemingen zijn gedaan in een reeks rassen met verschil in resistentieniveau en waarin geen ziektebestrijding heeft plaatsgevonden.
Koud en droog weer
Dat de bladvlekkenziekte zich niet heeft uitgebreid is vooral te danken aan de weersomstandigheden. “Het koude en droge weer in de afgelopen dagen speelt hierbij zeer zeker een rol”, stelt Wouter Otter, onderzoeksassistent in Ebelsheerd. Perioden met grote hoeveelheden neerslag, lange bladnatperioden en een temperatuur van tussen de 15 en 25 °C vormen een ideale voedingsbodem voor deze bladvlekkenziekte.
Tot 30 procent opbrengstverlies
Volgens BASF Agro kunnen vroege en zware aantastingen van de schimmel Septoria tritici tot 30 procent opbrengstverliezen veroorzaken. De aantasting treft in principe alleen de bladeren van graanplanten, bladvlekkenziekte laat aren en andere plantendelen vrijwel altijd ongemoeid. De opbrengstderving door een aantasting is het gevolg van verlies aan assimilatiecapaciteit en verstoring van de sink-source verhouding in de plant. Daardoor blijven assimilatieproducten en N-verbindingen, die eigenlijk bestemd zijn voor de korrelvulling, in de bladeren achter. De schimmel veroorzaakt daarom vooral een afname van het duizendkorrelgewicht.
Bestrijding
Op tijd beginnen met de bestrijding is bij bladvekkenziekte enorm belangrijk. Doordat deze schimmel steeds minder gevoelig is voor strobilurinen moet volgens BASF Agro voor de bestrijding gekozen worden voor een uitgebalanceerd combinatieproduct als een triazool/carboxyanilide- of triazool/strobilurine-mix. Het beste resultaat wordt bereikt als een dergelijke combinatie kort voor een infectie gespoten wordt. Vooral bij verlaagde doseringen onder curatieve omstandigheden wordt de triazool in de mix (te) zwaar belast. Uit resistentieoogpunt is dat niet wenselijk.