Diversiteit in groenbemesters positief voor volggewas

Op het proefbedrijf in Vredepeel ligt onderzoek naar groenbemesters. De onderzoekers rond Gerlinde De Deyn presenteerden vorig jaar hun eerste bevindingen daar.

Bij de keuze voor een winterse groenbemester is diversiteit in tijd en ruimte belangrijk. Dat zeggen Wageningse onderzoekers in een artikel in Journal of applied ecology. De onderzoekers bedoelen dat zowel een divers mengsel als groenbemesters die sterker afwijken van het volggewas positief voor de productie van het volggewas zijn. Hoe verder weg de verwantschap tussen groenbemester en volggewas, hoe beter. Daarnaast bleek een mengsel van groenbemesters in dit onderzoek ook positiever op de volggewassen dan een enkelvoudige groenbemester.

Het onderzoeksteam bestond uit promovendus Janna Barel en collega's onder leiding van professor Gerlinde De Deyn. Hun wetenschappelijke conclusie: kies voor productieve mengsels met een hoog stikstofgehalte, en vermijd de opeenvolging van verwante gewassen. Ze gebruikten de volggewassen haver en andijvie. Een raaigras als groenbemester voor de haver pakte negatief uit voor de haver. Een mengsel van raaigras en wikke was weer positief.

In hun artikel verklaren de onderzoekers de werking, positief en negatief, van groenbemesters op basis van de erfenis die ze achter laten in de bodem. Het groenbemestergewas laat biomassa en bodemleven achter voor het volgende gewas. Veel stikstof en organische stof is goed. Opbouw van parasitair bodemleven is negatief. Dat laatste is vooral te merken als de nateelt een verwant gewas is: dus bijvoorbeeld haver na gras.

Meer over dit onderzoek staat op de internetpagina van Wageningen Universiteit