
Jacob Jan Homan roept op tot bewustwording en bewijst dat het kan
Pootaardappelen van de hoogste kwaliteit met groene middelen

Jacob Jan, met zijn broer de derde generatie van het familiebedrijf in het westelijke deel van de Noordoostpolder. In 1957 verhuist zijn opa vanuit Drenthe naar deze regio, mede omdat de lichte zavelgrond uitermate geschikt is voor (onder andere) pootaardappelen.
Vrije handel
Hun pootgoedbedrijf, er worden negen aardappelrassen geteeld die voor een groot deel de vrije handel in gaan, is volledig ingericht op stammenteelt. ‘Welke rassen we telen, hangt af van de vraag. Mijn broer is erg goed in de handel en het is dan aan mij om te zorgen voor de beste kwaliteit. Zo’n 60 tot 70 procent gaat naar (vaste) telers en handelaren.’
Een van de - meest - populaire rassen is de agria. ‘Omdat het een vrij ras is en er veel vraag is naar friet’, legt Homan uit. ‘Onze aardappelen hebben een nultolerantie en ja, dat gaat wel eens mis. Je kunt niet alles uitsluiten. Zo hebben we er dit droge seizoen voor gekozen om al vroeg te beginnen met poten. De eerst gepote rassen ontwikkelen zich al goed, maar blijft het straks te lang droog, dan kan dat resulteren in een mindere knolzetting, achteraf weten we welke consequenties dat heeft gehad.’ Hij noemt het de risico’s van het vak. ‘Als je in de landbouw werkt, dan is ieder jaar een uitdaging. Nu we (meer) groene middelen gebruiken om de plant te versterken, moeten we wel vaker het land op. En dat is voer voor kritiek. Mensen zien de veldspuit rijden en dat is voldoende voor negativiteit.’
'Tegelijkertijd benadrukt hij de noodzaak en roept hij op tot bewustwording'
Grondwateronderzoek
In Espel is nog volop sprake van handwerk. Homan daarover: ‘We hebben iedere aardappel in de handen gehad, alvorens deze de deur uitgaat. Op die manier kunnen we heel goed monitoren en staat kwaliteit altijd op één.’ De ondernemers tonen met hun handel aan dat het realiseren van de hoogste kwaliteit kan door minder afhankelijk te zijn van chemie. ‘Bewustwording is belangrijk’, vertelt Homan. ‘Neem onze eigen regio. De provincie is bezig met een gebiedsplan, waarvoor grondwateronderzoeken worden gedaan. Daarin zijn gewasbeschermingsmiddelen aangetroffen. Als we die als agrariërs willen blijven gebruiken, dan moeten we dus voorzichtig zijn met het gebruik en maatregelen nemen. Anders zitten we straks met een verbod.’ Om dat laatste te voorkomen en duurzaam te ondernemen, noemt hij de keuzes voor groene middelen en het minder inzetten van chemie als speerpunten. ‘Wij hebben het aantal toepassingen met chemische gewasbeschermingsmiddelen verlaagd. Dat hebben we opgevangen met geïntegreerde toepassingen van gewasbescherming en groene middelen, zoals biostimulanten.’
Biodiversiteit
Een van die biostimulanten is Folisec van Pireco. Homan komt ermee in contact dankzij zijn teeltadviseur van ProfytoDSD. Daarnaast hoort hij ervaringen van een collega-teler, die Folisec op zijn bedrijf gebruikt voor het vermeerderen van zijn miniknollen en andere hoge pootgoedklassen. ‘En onze buurman werkt eveneens met plantversterkers in combinatie met gewasbescherming. Wij hadden veel kwaliteitsverlies en zij konden beiden goede resultaten overleggen.’
Zelf werken we nu twee jaar met Folisec, in 2025 op ongeveer de helft van het volledige areaal aardappelen. ‘We gebruiken het bij de stammen in combinatie met virusolie en spuiten iedere vijf dagen vijf liter.’ Over de resultaten is hij positief. ‘Het werkt heel goed en bevalt (daardoor) ook heel goed. Het voordeel van Folisec is dat de plant het echt zelf doet. De plant gaat efficiënter met de beschikbare nutriënten op vanuit de bodem en dat zorgt ervoor dat de plant sterker en weerbaar wordt. Niet selectieve chemie doodt alles, ook de natuurlijk vijanden van de luizen. En dat is dan weer niet gunstig voor de biodiversiteit en de circle of life.’
Tekst: Rik Leonards
Beeld: Rik Leonards