Fotoserie: Bladluizen tellen, hoe pak je dat aan?

„Bekijk de gehele plant en alle bladeren goed, ook aan de onderkant. Bladluizen zitten meestal aan de onderzijde van een blad.” Elma Raaijmakers heeft samen met haar collega’s van het IRS al de nodige tel-uren erop zitten deze ochtend. Ze zijn aan het werk op een proefperceel in Westmaas waar ze het aantal (en soort) bladluizen in kaart brengen, maar ook noteren welke andere schadelijke insecten en natuurlijke vijanden op geselecteerde bietenplanten zitten. Op het perceel liggen verschillende proeven van het IRS.
Raaijmakers knielt neer bij een bietenplant en vouwt een opgekrulde bladrand open waar, zo blijkt, een kolonie zwarte bonenluizen in zit. „Bladluizen houden zich graag schuil in de opgekrulde bladranden, dus controleer die goed”, adviseert ze telers. Het is aan te bevelen om een loep te gebruiken bij de telling. „Om de luizen goed te kunnen zien en te herkennen.”
Twintig planten per perceel
Om te voorkomen dat telers een vertekend beeld krijgen van de bladluissituatie op een perceel, is het advies om op het perceel wekelijks twintig bietenplanten te controleren op de aanwezigheid van bladluizen. De planten dienen verspreid over het perceel te staan. „Bladluizen geven de voorkeur aan luwten, daar waar het minder waait. We zien daar vaak meer luizen en een snellere ontwikkeling. Hou percelen achter bijvoorbeeld dijken of bij bossen daarom goed in de gaten.”
Het is van belang om vanaf opkomst de bladluissituatie goed in de gaten te houden. Zes tot negen weken na infectie met vergelingsvirus zullen planten geel beginnen te kleuren, dus een perceel kan al besmet zijn voordat de eerste symptomen zich manifesteren.
Warm voorjaar
De hoeveelheid bladluizen hangt af van een aantal factoren, vertelt Raaijmakers. „De mate van vorst in de winter – hoe minder vorst, hoe meer luizen – en de temperaturen in het voorjaar. We zien dit jaar, net als in 2020 en 2022, veel groene perzikluizen. Dat komt door het warme voorjaar en een relatief warme winter met weinig vorst. Vorig jaar hadden we een koud en nat voorjaar. Er waren toen beduidend minder luizen. De mate van vorst hangt ook samen met wanneer de luizen gaan vliegen in het voorjaar. Hoe kouder het in de winter is, hoe later de luizen gaan vliegen.”
Het warme voorjaar heeft ook effect op de aanwezigheid van natuurlijke vijanden van bladluizen. „Dat ze begin mei in de bietenpercelen te vinden zijn, is redelijk normaal. Maar mijn collega’s en ik zien dit jaar wel meer natuurlijke vijanden dan in voorgaande jaren. Soldaatkevers, lieveheersbeestjes, sluipwespen”, somt Raaijmakers op. „We hopen dat zij de bladluizen goed onder controle kunnen krijgen.”
Vergelingsziekte
Bladluizen brengen virussen over die vergelingsziekte in suikerbieten veroorzaken. Vergelingsziekte kan tot 50 procent opbrengstderving leiden, benadrukt Raaijmakers. Het kan dan om een drietal virussen gaan: sterk vergelingsvirus (BYV), bieten chlorose virus (BChV) en zwak vergelingsvirus (BMYV). De groene perzikluis is van de groene bladluizen de belangrijkste overdrager van vergelingsvirussen. De zwarte bonenluis zorgt voornamelijk voor zuigschade in suikerbieten en is een zeer slechte overbrenger van de vergelingsvirussen, volgens Raaijmakers. Voor de groene perzikluis en zwarte bonenluis worden verschillende bestrijdingsdrempels gehanteerd, zie onderstaande tabellen (bron: IRS). Zodra de schadedrempel is overschreden, adviseert het IRS om zo snel mogelijk een bespuiting uit te voeren. Tot het tienbladstadium kan dit met Teppeki, Afinto of Inter Peki WG. Na het tienbladstadium kan dit met Exirel, dat sinds 13 mei een vrijstelling heeft in suikerbieten.

Tekst: Renske Luimes
Renske is opgegroeid op een klein gemengd bedrijf. Bij Agrio kan ze haar grootste hobby, namelijk schrijven, combineren met haar voorliefde voor de landbouw.
Beeld: Natasja Beverloo