'Aanwijzingen dat parasitaire onkruiden hun opmars maken op Nederlandse akkers'

Parasitaire onkruiden zijn grofweg onder te delen in twee groepen: Orobanche (planten uit de bremraapfamilie zoals klavervreter en hennepvreter) en cuscuta (warkruiden, zoals veldwarkruid en klaverwarkruid). „Orobanche zijn wortelparasitaire onkruiden. Deze parasiteren de wortels van gewassen. Veel bremraapsoorten kunnen een breed scala aan gewassen parasiteren, zoals vlinderbloemigen, maar bijvoorbeeld ook brassica’s, aardappel en peen. Cuscuta parasiteren daarentegen de bovengrondse delen van een gewas. Het zijn een soort draden die zich hechten aan de stengels van planten en penetreren het weefsel van de plant. Dit soort onkruid kan ook in een breed scala aan gewassen zitten zoals uien, peen, aardappelen, suikerbiet maar zelfs ook houtige, meerjarige gewassen zoals bessen en fruitbomen”, legt Jonne Rodenburg uit.
„Parasitaire onkruiden nemen niet alleen water, suikers en nutriënten op van de gastheer, maar hebben ook een negatief effect op de hormoonhuishouding. Daardoor kunnen de parasitaire onkruiden redelijk snel leiden tot (forse) opbrengstverliezen. De gewasplant sterft meestal niet volledig af, maar de productie van het gewas stagneert.”
Opmars
In Nederland komen in de natuurlijke vegetatie al diverse parasitaire planten voor. Ook is onlangs een besmetting met klavervreter aangetroffen in witte klaver op een landbouwperceel in de buurt van Nijmegen. De witte klaver was ingezaaid als groenbemester. Soortgelijke gevallen zijn gerapporteerd in het Verenigd Koninkrijk. Hoewel dit slechts om enkele bekende gevallen gaat, sluiten Rodenburg en zijn collega’s niet uit dat parasitaire onkruiden ook al op andere landbouwpercelen in Nederland te vinden zijn. Maar dat ze veelal nog in een stadium van besmetting zitten dat het telers niet opvalt, dan wel geen dusdanige problemen veroorzaken met opbrengstdervingen als gevolg. „Er zijn aanwijzingen dat de parasitaire onkruiden hun opmars maken op de Nederlandse akkers. Zo worden gronden minder intensief bewerkt, en wellicht minder bemest, en wordt het klimaat warmer. Dat zijn gunstige omstandigheden voor parasitaire onkruiden.”
Ook de inzet van bloemrijke akkerranden en groenbemesters kan meespelen”, zegt de gewas- en onkruidecoloog. „We hebben aanwijzingen uit onze enquête (zie kader, red.) dat in een zaadmengsels zaden van parasitaire onkruiden zijn meegelift. Als het gebruik van dergelijke zaadmengsels toeneemt en er vindt geen controle plaats op de aanwezigheid van zaden van parasitaire onkruiden, dan is te verwachten dat de problemen zullen toenemen.”
Bij Rodenburg is niet bekend of zaadmengsels bestemd voor Nederlandse akkers ook besmet kunnen zijn en of ze worden getoetst op de aanwezigheid van parasitaire onkruiden. „Ik vermoed dat daar niet specifiek op gecontroleerd wordt. De onkruidzaden zijn minuscuul, het zijn net stofdeeltjes en gemakkelijk over het hoofd te zien.”
Enquête
Om beter inzicht te krijgen in deze ontwikkelingen, voeren onderzoekers van Wageningen University & Research (waaronder Rodenburg), de University of Greenwich en ADAS, beide in het VK, een onderzoek uit. Via een recent gelanceerde online enquête zoeken de onderzoekers naar input van akkerbouwers, adviseurs en onderzoekers. „We hebben input nodig van zowel degenen die al met deze onkruidproblemen te maken hebben, als van degenen die er nog niet mee in aanraking zijn gekomen. Dat laatste is belangrijk omdat we vooral ook willen kijken waar de grenzen van de huidige verspreiding momenteel ongeveer liggen” legt Rodenburg uit. „Als we weten welke soorten zich waar verspreiden, in welke gewassen of teeltsystemen en wat de belangrijkste oorzaken van deze verspreiding zijn, hebben we aanknopingspunten voor zowel onderzoek als voorlichting om toekomstige problemen te voorkomen of in een vroeg stadium te beheersen.” De enquête is te bereiken via deze link: tinyurl.com/parasiticweeds
Eerste resultaten
Rodenburg heeft de eerste uitkomsten van de enquête geanalyseerd. Tot nu toe is de enquête ingevuld door 179 respondenten (boeren, voorlichters en onderzoekers in de akkerbouw) uit negen Europese landen (Nederland, het Verenigd Koninkrijk, België, Frankrijk, Spanje, Italië, Zwitserland, Oostenrijk en Duitsland). „Uit Nederland hebben we tot nog toe maar vijftien antwoorden, waarvan slechts 3 parasitaire onkruiden hadden waargenomen op hun bedrijf (bremraap in klaver en warkruid op suikerbiet). Over alle respondenten genomen gaf ongeveer 40 procent aan parasitaire onkruiden op hun bedrijf te hebben waargenomen en 53 procent van hen heeft opbrengstverliezen als gevolg van deze onkruiden waargenomen.”
Voor de overgrote meerderheid van de boeren was de eerste waarneming van de afgelopen tien jaar en een aanzienlijk aantal respondenten (ongeveer 30 procent) gaf ook aan dat parasitaire onkruiden de laatste jaren toenemen, meldt Rodenburg. „De belangrijkste soorten parasitaire onkruiden die op Europese boerderijen werden gemeld, zijn Rhinanthus minor (hoewel voornamelijk op permanent grasland van veehouderijen), Cuscuta campestris, Orobanche crenata en O. minor. De oorzaken van de besmettingen zijn vaak niet bekend bij de respondenten (ongeveer 30 gaven aan het niet te weten). Maar als ze denken het te weten, komt dat door machines of van nabijgelegen boerderijen, percelen of akkerranden. Zaden, met name zaadmengsels, werden ook zeer vaak (ongeveer 40 procent) genoemd als belangrijke bronnen van nieuwe plagen. De meest genoemde beheersmaatregelen waren gewasrotaties, het gebruik van resistente rassen en ploegen of herbiciden. Maar de meeste boeren passen geen gerichte parasitaire onkruidbestrijding toe. Dit kan te wijten zijn aan een gebrek aan kennis over effectief beheer of een gebrek aan (een gevoel van) urgentie.”
Meer input is meer dan welkom, benadrukt Rodenburg.
Bestrijden en preventie
Wanneer de parasitaire onkruiden eenmaal op een akker aanwezig zijn, is bestrijden erg lastig geeft Rodenburg aan. „Chemisch ingrijpen zou kunnen, maar wanneer je dat in het seizoen doet ben je eigenlijk al te laat. De onkruiden hebben zich dan al aan het gewas gehecht. Zeker bij wortelparasitaire onkruiden, die komen pas na verloop van tijd boven de grond. De meeste schade is dan al aangericht.”
Preventie is essentieel, benadrukt Rodenburg. „Haal individuen op tijd weg, vóórdat ze zaad gaan zetten.” Gewasrotatie is bij Orobanche ook een mogelijkheid. „Bremraap parasiteert bijvoorbeeld niet op gras- en graansoorten, dus die zouden goed in een rotatie met vlinderbloemigen passen. Maar de mogelijkheden zijn echt beperkt”, benadrukt hij. „We zien in zuidelijk Europa in gewassen als tomaten, zonnebloemen en wortelen hoe destructief deze parasitaire onkruiden kunnen zijn. Het is daarom belangrijk dat we een goed beeld krijgen van de situatie in Noordwest-Europa.”

Tekst: Renske Luimes
Renske is opgegroeid op een klein gemengd bedrijf. Bij Agrio kan ze haar grootste hobby, namelijk schrijven, combineren met haar voorliefde voor de landbouw.
Beeld: WUR, Chris Parker, Kirsten Krause, John Cussans