
Preiteelt geholpen met Neudosan tegen trips
Willemssen: “Hoge tripsdruk in najaar toch de baas gebleven”


Willemssen teelt samen met zijn vrouw jaarrond 30 ha prei in het Noord-Limburgse Sevenum, die wordt afgezet via Fossa Eugenia. Het bouwplan van hun bedrijf Dris Agro omvat ook suikerbieten en groenbemesters.
“Prei doet het goed op de zandgrond., zegt de gespecialiseerde teler. “Wij telen van vroeg tot laat een stuk of acht rassen. Door de versmalling van het middelenpakket luistert de rassenkeuze nauwer dan in het verleden. Gevoeligheid voor ziekten en plagen is echt iets waar ik op let. Krypton bijvoorbeeld was vroeger één van mijn hoofdrassen, mede omdat hij zo makkelijk schoont. Nu gebruik ik dat ras alleen in de vroege teelt, omdat het in vergelijking met Maxton en Rapton gevoeliger is voor trips. In het voorjaar heb je daar nauwelijks last van, maar in de zomer kan de druk snel oplopen. Dat zagen we onder andere in augustus-september 2024.”
Schoon plantgoed
De Limburgse teler doet zijn verhaal tegenover verkoopleider Stefan van Hugten (Mertens) en technisch accountmanager Harry Hansma van Certis Belchim, de toelatingshouder van Neudosan. Hij verwacht dat de bestrijding van onder andere trips, mineervlieg en bladluizen lastiger wordt nu ook Vertimec sinds 1 juli 2024 niet meer is toegelaten.
“Hoe ga jij daar zelf mee om”, vraagt Hansma.
“Beginnen met schoon plantgoed is de eerste stap”, antwoordt de preiteler. “Tracer is in de opkweek van prei niet toegelaten, waardoor het beschikbare pakket nog smaller is dan voor de teelt. De plantdichtheid in de opkweek is hoog en de meeste groene middelen zijn contactmiddelen. Insecten goed raken valt niet altijd mee. Maar ik weet dat mijn plantenkweker Neudosan toepast. Dat doe ik zelf ook.”
Scouten en roofwantsen uitzetten
Na het planten loopt Willemsen wekelijks over zijn percelen om de ziekte- en plaagdruk te beoordelen. “Ik kijk naar de stand en omvang van het gewas, naar de aanwezige larven en volwassen insecten en naar het weer. Ik trek altijd wat planten uit de grond om ze af te pellen en te zien wat er in de schacht zit. Afhankelijk van de waarnemingen en het weer bepaal ik of en met welk middel er gespoten moet worden. Wij zetten op een aantal percelen herfstprei ook Orius majusculus in op de waardplant Lobularia, waarvan we één rij op 20 rijen prei planten. Die roofwants ruimt aardig wat op, dus ik ben niet snel in paniek. Vanaf eind augustus gaat zijn reproductie achteruit en moet ik het meer van de middelen hebben. De vroege en late herfstprei, die we oogsten van augustus tot in oktober, zijn altijd de lastigste teelten.”
De teler gebruikt ook kruidenextracten. “Die verhogen de weerbaarheid en het herstellende vermogen van de prei”, verklaart Van Hugten. “Dat kan de plaagopbouw drukken en het maakt de prei minder aantrekkelijk als voedselbron.”
Neudosan basismiddel
Sinds de teler op aanraden van zijn adviseur bij Mertens Neudosan tegen trips gebruikt, is het zijn voornaamste middel tegen deze plaag.
“Het mag vijf keer per teelt worden ingezet en bij een interval van zeven tot tien dagen kom je daar een heel eind mee”, licht Willemsen toe. “Ik ben tevreden over de werking. We zijn de hoge tripsdruk in het najaar toch de baas gebleven. Na drie bespuitingen met Neudosan ben ik overgeschakeld op Tracer. In een grover gewas kies ik daar ook weleens voor.”
Kosten te overzien
“Neudosan werkt op basis van vetzuren en kaliumzouten en is daarom niet gevoelig voor resistentieopbouw”, vult Hansma aan. “Dat wordt in veel teelten als een pre gezien, uiteraard in combinatie met zijn goede werking. Er wordt veel gebruik van gemaakt in zowel geïntegreerde als biologische teelten.”
“Er is veel vraag naar, ook voor andere gewassen”, bevestigt Van Hugten. “De keuze aan groene middelen wordt geleidelijk breder, maar sommige zijn voor open teelten erg kostbaar. Voor Neudosan zijn die te overzien.”
Toepassen in vroege ochtend
Op de vraag van Hansma hoe hij het middel toepast, antwoordt de preiteler: “Ik gebruik 7,5 l/ha met 500 tot 800 liter water, afhankelijk van de plantgrootte. Wij spuiten met een vrij grove druppel en beperkte luchtondersteuning, stand 4 of 5.”
“Dat komt neer op een concentratie van 1 tot 1,5%”, rekent Hansma snel uit. “De adviesdosering is 1,5%, bij een lagere concentratie lever je wel in op de werking. Spuit je ook op een vast moment van de dag?”
Willemsen: “Het liefst vroeg in de ochtend. Dan zijn de larven en de volwassenen trips actief en gemakkelijker te raken. Het gewas is dan nog vochtig van de dauw, waardoor het middel net wat dieper in de schacht dan wanneer het droog is. Het mag ook niet te nat zijn, want dan krijg je meer afdruip én wordt de concentratie te laag. Dan wacht ik liever een uurtje tot het gewas wat is opgedroogd.”