'Lucht in bodem draagt sterk bij aan humusvorming'
Leo Bil vergelijkt de situatie in de bodem met een koe: „Die kan drie weken zonder voeding, drie dagen zonder water en drie minuten zonder lucht.” De aanwezigheid van lucht bepaalt volgens Bil de omzetting van organisch materiaal in humus. Een biologisch goed werkende bodem maakt de fysische bodem gezonder, omdat er samenhang in de bodemdeeltjes ontstaat. Gunstige schimmels en bacteriën geven stevigheid, ruimte voor water en lucht en ze maken voedingsstoffen vrij voor het gewas, zegt Bil.
Belangrijk is volgens Van Gurp en Bil dat de resten van het gewas goed afgebroken worden. Hun ervaring is dat de ziekteverwekkers dan minder kans krijgen te overleven. „Chemie kan fusarium niet meer aan. Het is belangrijk dat het bodemleven bietenblad, stro en aardappelloof helemaal afbreekt.”
Diep wortelen
Een gezond gewas kan zeer diep wortelen. Het bodemleven helpt diepe lagen bereikbaar te maken. Bil wijst op de wormenactiviteit die een pluspunt is voor de plantengroei. Daarbij doelt hij vooral op de pendelaars. Die wormen maken grote vertikale bewegingen. Hun gangen zijn de toegang voor het gewas tot dieper gelegen water en nutriënten. Vervolgens dragen schimmels en bacteriën bij aan het bereiken van voedingsstoffen, want wortels kunnen maar uit een klein percentage van de grond voedingsstoffen opnemen, aldus Bil.
Belangrijk in het verhaal van Van Gurp is dat de juiste balans van mineralen aan de gronddeeltjes en humus gevonden wordt. Vaak is het percentage calcium op deze CEC te hoog. Op zand moet dat optimaal op 60 procent liggen en op klei mag dat 70 procent zijn. Voor magnesium is een percentage van rond de 10 tot 12 mooi. Van Gurp stelt dat daarom niet te snel naar gips gegrepen moet worden op zure gronden, want daarmee neemt het aandeel calcium, het dominante element in gips, toe en is de balans verstoort wat betreft de metalen.
Inheemse biologie
De inheemse biologie is volgens de mannen in staat het beste te functioneren onder Nederlandse omstandigheden. Aanvoer van biologie heeft volgens Van Gurp en Bil minder zin. Beter is het om de omstandigheden optimaal te maken en dan ontwikkelt de biologie zich vanzelf. „Bij microleven, structuur en bodemchemie moet je altijd naar het totale plaatje kijken”, zegt Van Gurp. „Denk daarbij vanuit het gewas. De goede verhoudingen in mest, water en zuurstof bepalen de omstandigheden.”
Het bodemleven heeft een piek in mineralisatie in het voorjaar en in humificatie in het najaar. Sporenelementen zijn van belang voor de enzymen die het microleven bij allerlei omzettingen gebruikt. Vaak spelen hele kleine hoeveelheden molybdeen, mangaan, cobalt en vanadium een rol in enzymen. Er moet dus iets van die stoffen aanwezig zijn.
Onder zuurstofrijke omstandigheden maakt het bodemleven uit duizend kilo stro 175 kilo humus. Ontbreekt de zuurstof in de bodem, dan is het niet meer dan 15 kilo humus. Dit pleit sterk voor zorg voor de bodemstructuur. Bij intensief beteelde en bereden percelen vraagt dat de aandacht van de akkerbouwer, zeggen Van Gurp en Bil.
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes