Residuen in bio: EFSA onderzoekt herkomst van niet-toegestane stoffen
IFOAM reageert: 'ongemakkelijke waarheid'

EFSA onderzocht 21 actieve stoffen die in de EU niet zijn toegestaan in biologische productie, maar die toch relatief vaak werden gemeld in het EU Organic Farming Information System (OFIS). Het ging onder meer om bekende stoffen als glyfosaat, zie het kader hieronder voor de volledige lijst. De analyse richtte zich op plantaardige producten en honing, omdat daar de meeste meldingen vandaan kwamen.
De opdracht voor het rapport kwam van de Europese Commissie, die eind dit jaar aan het Europees Parlement moet rapporteren over de toepassing van artikel 29 uit de biologische verordening. Kort gezegd: over de aanwezigheid van stoffen in biologische producten die niet zijn toegestaan. EFSA kreeg als taak om de mogelijke oorzaken van residuen te onderzoeken. Het onderzoek richt zich op niet toegestaan gebruik en onbedoelde verontreiniging via milieu of drift.
Minder vaak, maar niet verwaarloosbaar
Hoewel residuen in biologische producten veel minder vaak voorkomen dan in gangbare producten, is de aanwezigheid hiervan niet uitzonderlijk. Van de ruim 175.000 geanalyseerde biologische monsters bevatte 0,04 tot 3,95 procent residuen van de 21 onderzochte stoffen (zie kader). Ter vergelijking: bij ruim 1,9 miljoen gangbare monsters lag dat tussen 0,18 en 17,5 procent. Dit laat zien: biologische producten bevatten beduidend minder residuen van gewasbeschermingsmiddelen, maar de aanwezigheid van residuen kan niet worden uitgesloten.
Meerdere mogelijke bronnen
Een conclusie van EFSA is dat de aanwezigheid van niet-toegestane stoffen lang niet altijd wijst op ongeoorloofd gebruik. Vaak gaat het om onbedoelde aanwezigheid via drift, milieuvervuiling, vervuilde inputs of stoffen die al jaren in bijvoorbeeld de bodem aanwezig zijn. De herkomst blijkt per stof en situatie sterk te verschillen. EFSA noemt onder andere de volgende mogelijke bronnen: drift vanuit gangbare percelen in de buurt, opname via bodem of irrigatiewater dat residuen bevat, via de lucht over (middel)lange afstand, ruisbesmetting via opslag, transport, of verwerking. Ook het gebruik van besmette ‘hulpstoffen’ zoals compost wordt als mogelijke bron genoemd.
tekst gaat verder onder afbeelding
Actief gebruik: niet uitgesloten
Tegelijk concludeert EFSA dat actief gebruik niet kan worden uitgesloten, vooral wanneer residuniveaus vergelijkbaar zijn met wat gangbare toelatingen toestaan. Bij metingen boven de maximale residulimiet (MRL) is extra reden tot onderzoek. In sommige gevallen adviseert EFSA laboratoriumonderzoek van de bodem of het irrigatiewater om ongeoorloofd gebruik uit te sluiten.
Verwerken kan leiden tot hogere concentraties
Voor een aantal stoffen kunnen bepaalde verwerkingstappen, zoals bijvoorbeeld het drogen van kruiden, leiden tot hogere concentraties residuen. Voor andere stoffen kan verwerking juist betekenen dat het gehalte van residuen dalen.
Aanbevelingen: onderzoek bron bij residuvondsten
EFSA doet concrete aanbevelingen voor vervolgonderzoek, wanneer residuen in of op biologische producten worden aangetroffen. Daarin maakt het onderscheid per werkzame stof. Bij bepaalde stoffen dient de bodem en bij andere stoffen dient het irrigatiewater onderzoch te worden. Ook het controleren op drift, door inzicht te verkrijgen in gangbaar middelengebruik in de omgeving van het biologische perceel behoord tot de aanbevelingen.
EU-verordening: nationaal verschillend
Volgens de EU-verordening mogen producten die residuen van niet-toegestane stoffen bevatten niet zomaar als biologisch worden verkocht. Maar de interpretatie en handhaving hiervan verschilt per lidstaat. Sommige landen hanteren strikte grenswaarden, terwijl andere vooral kijken naar opzet en herkomst. Het EFSA-rapport ondersteunt de Europese Commissie bij het beoordelen of verdere harmonisatie nodig is.
Meer transparantie en regionale samenwerking
Dit rapport laatzien dat producten afkomstig van biologische landbouw substantieel schoner veel minder residuen van gewasbeschermingsmiddelen bevat dat producten uit de gangbare landbouw. Maar tegelijkertijd laat her rapport ook zien, dat residuen niet volledig kunnen worden uitgesloten. In het rapport wordt aanbevolen dat er meer transparantie in de hele keten moet komen over de herkomst van hulpstoffen en grondstoffen. Het pleit voor een regionale samenwerking om drift en milieuvervuiling te beperken. Het rapport stelt ook dat in de biologische keten de monitoring en risicobeoordeling zal moeten verbeteren.
Ongemakkelijke waarheid
Op LinkedIn reageert Eduardo Cuoco, de Directeur van de Europese afdeling van de International Federation of Organic Agriculture Movements (IFOAM), op het onderzoek. ‘Deze bevindingen wijzen op een ongemakkelijke waarheid: de besmetting van gewasbeschermingsmiddelen is systemisch, maar de biologische boeren draaien onterecht op voor de verantwoordelijkheid.’ Hij doelt hiermee op het feit dat bioboeren deze middelen niet gebruiken, maar wel kosten moet maken en moeite moet doen om te bewijzen dat de residuen niet door hun toedoen op de biologische producten zijn gekomen. Hij doet dan ook een oproep aan de EU-beleidsmakers: ‘Biologische boeren nemen nu al het voortouw in het terugdringen van het gebruik van pesticiden, zij verdienen steun voor hun rol in het beschermen van het milieu en onze gemeenschappen. Als we minder residuen in ons voedsel willen, moeten we het gebruik van pesticiden in het algemeen terugdringen. Biologisch is een deel van de oplossing, het wordt tijd dat het beleid dat erkent.’
21 werkzame stoffen
Het lijvige rapport onderzocht 21 werkzame stoffen die tussen 2021 en 2022 het vaakst zijn aangetroffen in biologische producten. Producten voor de humane consumptie als diervoeding. Geen van deze stoffen komt in de natuur voor. Voor alle stoffen is onderandere onderzocht hoe het wordt gebruikt en waar de residuen vandaan komen. Bekijk het hele rapport hier.
De onderzochte werkzame stoffen: fosetyl-Al, glyfosaat, cypermethrin, imidacloprid, boscalid, tebuconazool, folpet, pirimifos-methyl, azoxystrobin, fluopyram, lambda-cyhalothrin, acetamiprid, chlormequat, pendimethalin, spirotetramat, cyprodinil, chloridazon, pyriproxyfen, fludioxonil, difenoconazool en deltamethrin.