Akkerbouw van Toen: De droogte

De droogte van nu bezorgt akkerbouwend Nederland heel wat kopzorg en extra werk, maar ook in de zomer van 1904 is de uitblijvende neerslag het gesprek van de dag. In de rubriek In den Groentetuin van 23 juli is er aandacht voor de ervaringen van een Veldpost-lezer over een verdrogende groenteteelt op de hooge Veluwe. „Tegen watergebrek moet men gieten en sproeien!” Mooi gezegd en logisch geredeneerd, doch hiertoe moet men water hebben en als nu zelfs de slooten om mijn grond totaal droog zijn, hoe kan ik dan gieten?
Maar gelukkig deelt deze groenteboer zijn eerdere ervaringen met uitblijvende neerslag. Tijdens ons verblijf op de hooge Veluwe waar vroeger groentecultuur bepaald onmogelijk geacht werd, troffen wij reeds het eerste jaar een zomer, even droog en heet als deze. Ondanks alle hoofdschuddende collega-boeren - ’t Was immers krankzinnigenwerk om op de hooge Veluwe groente te willen verbouwen - liet deze groenteboer zich echter niet het veld slaan en nam - onder het motto Die het laatst lacht, lacht echter het best - het heft in eigen hand.
Ook het drinkwater, wel- en putwater beide, begon te ontbreken en wij maakten een accoord met een ervaren pompmaker, die al meer Nortonwellen had geslagen. Deze leverde ons tegen uiterst billijken prijs (dien wij echter niet moeten of mogen noemen) een Nortonwel, die overvloedig water gaf voor het huisgezin niet alleen, maar ook voor tuinbesproeiing. Het was het kostelijkste water dat men zich denken kan. De diepte waarop men het vond, was 35 meter. Toch was er volgens de Veluwse groenteboer in die tijd grote scepsis over water uit nieuwe putten. Meermalen is beweerd, dat water uit putten, vooral die nieuw geslagen zijn, veel te koud en te schraal is voor begieten en besproeien. Dit is waar. Daarom kochten wij tegen lage prijzen eenige enorme palmolievaten en kunstboterfabrieken. Deze pompten wij 's avonds na het gieten terstond weer vol water en wierpen er wat dierlijke kool en houtskool in om de schadelijke gassen vast te leggen. Slechts eens in de twee maanden behoefde die kool ververscht te worden. Zoo stond het water tot zonsondergang en dan werd weer gegoten. En met succes, zo blijkt.
De groenten en vruchten groeiden buitengewoon en rijtuigen hielden stil om deze „oase in de woestijn” met belangstelling te bezichtigen. Waar groentecultuur ook op de hooge Veluwe mogelijk en loonend is, is ze overal mogelijk.