CDM: Verlaging stikstofnormen leidt tot opbrengstderving tot 25 procent

Volgens de commissie liggen de voorgestelde gebruiksnormen voor stikstof in delen van Zuid- en Oost-Nederland aanzienlijk lager dan de landbouwkundige bemestingsadviezen, met uitzondering van Zand-Noord en Zand-Midden, waar de normen gelijk zijn aan het bemestingsadvies.
Vooral in Zand-Zuid (Noord-Brabant en Noord-Limburg) en de Lössregio (Zuid-Limburg) moeten akker- en tuinbouwgewassen het met veel minder stikstof doen om te voldoen aan de Europese nitraatnorm van maximaal 50 milligram per liter grondwater.
Gebruiksnormen fors lager
In de berekeningen van de CDM komt de maximaal toegestane stikstofgift voor akker- en tuinbouwgewassen uit op 35 tot 60 procent van het huidige bemestingsadvies.
De commissie waarschuwt dat dit gevolgen heeft voor de gewasopbrengst. Met name voor akker- en tuinbouwgewassen in het zandgebied Zand-Zuid en de Lössregio liggen de gebruiksnormen ver onder het gemiddelde bemestingsadvies.
Op basis van veldonderzoek van Wageningen University & Research in 2007 verwacht de CDM een opbrengstderving van 4 tot 25 procent bij een halvering van de stikstofgift.
Bij suikerbieten en zetmeelaardappelen blijft het verlies beperkt, omdat een lagere stikstofgift de kwaliteit kan verbeteren door een hoger suiker- of zetmeelgehalte.
Bij groentegewassen en consumptieaardappelen kan de derving daarentegen fors oplopen, doordat die teelten sterk afhankelijk zijn van stikstof voor groei en opbrengst.
Financiële impact onzeker
De financiële gevolgen verschillen per teelt en bedrijf. Groentegewassen vertegenwoordigen een hogere productwaarde per hectare, terwijl akkerbouwbedrijven meer areaal hebben en daardoor een groter inkomenseffect kunnen ervaren.
Volgens berekeningen in het CDM-rapport kan een verlaging van de stikstofgift wel leiden tot lagere kunstmestkosten. Bij een halvering van de stikstofgift bespaart een teler naar schatting 110 euro per hectare bij consumptieaardappelen en 60 euro per hectare bij suikerbieten.
Bij een korting van 10 procent op de gebruiksnorm is dat ruim 20 euro voor consumptieaardappelen en ruim 10 euro voor suikerbieten. Wanneer een korting van de gebruiksnorm tevens leidt tot minder gebruik van dierlijke mest, is de daling van de meststofkosten waarschijnlijk geringer. Dit komt vanwege de vaak negatieve prijs van dierlijke mest voor akkerbouwers waardoor bij een lagere gebruiksnorm de inkomsten uit afname van dierlijke mest dalen.
Oude veldproeven
De CDM benadrukt dat het effect van de gewassen op een verlaagde N-bemesting is gebaseerd op oude veldproeven. Door ontwikkeling in rassen en teelttechniek kan het effect anders zijn dan op basis van de toenmalige veldproeven is afgeleid.
Verder is de verwachte opbrengstderving bij de meeste gewassen gebaseerd op 1-jarige proeven. ‘Dat betekent dat de effecten vooral gelden voor de korte termijn. Bij langduriger lagere N-bemestingen kunnen de effecten mogelijk groter worden door verlaging van bijvoorbeeld het N-leverend vermogen van de bodem’, zo schrijft de commissie in het advies.
Achtergrond
Het advies maakt deel uit van de actualisatie van het gebruiksnormenstelsel, dat is bedoeld om de kwaliteit van het grondwater te verbeteren. De nieuwe normen moeten ervoor zorgen dat de concentratie nitraat in het uitspoelingswater onder de wettelijke grens van 50 milligram per liter blijft.
De CDM benadrukt dat de berekende opbrengstverliezen zijn gebaseerd op oudere veldproeven. Door nieuwe rassen en teelttechnieken kunnen de daadwerkelijke effecten in de praktijk iets afwijken, maar volgens de commissie blijft de kans op lagere opbrengsten reëel zolang de stikstofruimte fors wordt beperkt.

