
Boerderij van de Toekomst Veenkoloniën, scenario 2: De boerderij van de Toekomst
Minder chemie, meer mechanisatie op weg naar 2030

Het proefveld waarop scenario 2 wordt toegepast is de middenweg tussen de huidige praktijk en de landbouw van 2040. Een vertaling van de verwachte wetgeving voor 2030, met nadruk op mechanische bewerking en chemische middelen als vangnet. Op het proefbedrijf in Valthermond onderzoeken Gerard Hoekzema en Johan Booij dagelijks de praktische mogelijkheden en beperkingen.
Rassenkeuze als sleutel
Een belangrijk thema in zowel scenario 2 als 3 is resistentiemanagement. Met minder beschikbare middelen wordt de keuze van rassen steeds strategischer, meent Hoekzema. “Met het oog op het verdwijnen van middelen richting 2040, waarbij drie van de vier fungiciden wegvallen in bieten, kozen we voor een ras met betere bladgezondheid om de planten weerbaarder te maken tegen ziekten en plagen.”
Bij aardappelen lag de raskeuze iets ingewikkelder. Het oorspronkelijke plan was om een zetmeelras te poten met een goede phytophthora-resistentie, maar dat was in het voorjaar niet meer beschikbaar, verklaart Booij. “Vanwege de lage phytophthora-druk dit seizoen ging het aardig, maar met een hoge druk was het spannend geworden.”

Innovaties in onkruidbeheer
Mechanische onkruidbestrijding speelt een hoofdrol in het 2030-scenario. Een combinatie van schoffelen, rijenspuiten en een camera-gestuurde schoffelmachine moest de bieten onkruidvrij houden. Voor het onkruidvrij houden van de aardappels werd een combi van eggen en aanaarden ingezet. “We bedachten dus een strategie met het combineren van oude en nieuwe technieken”, licht Booij toe.
Toch is het in de Veenkoloniën extra uitdagend met een langere kiemperiode en een zeer hoge onkruiddruk. Daarnaast zorgt losse grond ervoor dat onkruid tijdens het schoffelen juist in de rij worden geduwd in plaats van afgesneden. Dat is precies wat je níet wilt,” zegt Hoekzema.
Dat maakt onkruidbeheersing volgens de bedrijfsleider een van de grootste problemen binnen dit scenario én die van scenario 3. “En dit geldt ook voor stuifgerst dat we niet wilden wegspuiten, maar met de schoffelmachine moeten aanpakken voordat het met de bietenplant gaat concurreren. Nadeel hiervan is dat het op deze losse grond al snel gaat bulldozeren.”
Minder stikstof, andere keuzes
Een van de uitgangspunten is een bemestingsstrategie met uitsluitend drijfmest. Kunstmest wordt in dit scenario niet meer gebruikt. “Dat betekent dat we de stikstofbehoefte van het gewas volledig uit drijfmest halen. In de praktijk van nu zou je nog een beetje kunstmest bijstrooien, maar dat hebben we hier dus niet gedaan”, legt Hoekzema uit.
Het effect is eind september zichtbaar in het veld: de gewassen kleuren wat lichter. Voor suikerbieten is dat minder spannend, die hebben een vrij vlakke groeicurve. Maar bij aardappelen ligt dat anders, stelt Booij. “Daarom hebben we bewust gekozen voor een zetmeelras dat van nature een lagere stikstofbehoefte heeft. Interessant wordt straks ook de vraag: wat is er na de oogst nog in de bodem overgebleven?”

Klimaatadaptief peilbeheer
Verder wordt gewerkt met klimaatadaptief peilbeheer: een bemalingssysteem op zonne-energie pompt grondwater in de wijk (sloot) om het waterpeil hoog te houden in droge periodes. “Doel hiervan is om de wegzijging van grondwater op het perceel zo lang mogelijk aan te vullen en daarmee water in de capillaire zone van de planten te houden. Op langere termijn willen we het perceel tevens egaliseren en draineren voor een optimale vochtvoorziening. Daarnaast is er begin 2025 een helofytenfilter aangelegd om bij heftige neerslag het afgespoelde water te zuiveren.
Biodiversiteit
Binnen het project worden ook ecologische maatregelen getest. Zo zijn aan de kopse kanten van wijken en op het erf bosjes met onder andere wilg en lijsterbes aangeplant om akkervogels schuilgelegenheid te bieden. “Natuurlijk wel soorten die geen waardplant zijn voor allerlei luizenpopulaties of andere insecten die je niet in het gewas wil hebben. De effecten van deze ‘stepping stones’ zien we pas later. Voorlopig zien we vooral wildschade aan de jonge aanplant”, zo constateert Hoekzema.
Voorzichtige resultaten
Eind 2025 weten de onderzoekers hoe de gewassen hebben gepresteerd, maar duidelijk is dat mechanisch werken meer arbeid en/of dure technologie kost, waardoor de kostprijs stijgt. Bovendien is de milieuwinst niet altijd vanzelfsprekend. “Je bespaart wel chemie, maar rijdt vaker met de trekker. Dan is de vraag wat duurzamer is”, aldus Hoekzema.
Ook voor de grootschalige toepassing van water- en biodiversiteitsmaatregelen is financiële ondersteuning nodig. Booij: “Wie betaalt bijvoorbeeld de beplanting, want het komt niet terug in de opbrengstprijs.” De resultaten na de oogst moeten uitwijzen of onderdelen uit dit toekomstscenario daadwerkelijk haalbaar zijn voor de Veenkoloniale praktijk.
In het volgende artikel kijken we vooruit naar het derde scenario: ‘Is dit de landbouw van 2040?’
De camera gestuurde schoffel in actie.
Tekst: Clarisse van der Woude

