
Boerderij van de Toekomst Veenkoloniën, scenario 3: De landbouw van 2040
Weer, data en landwerk: die bepalen het leven van de akkerbouwer in 2040


In scenario 3 van het project Boerderij van de Toekomst worden de teugels verder aangetrokken: strengere regels voor mest en gewasbescherming, meer mechanische onkruidbestrijdingen en nieuwe technologie om ziekten voor te blijven. Regio-onderzoeker en fytopatholoog Iris Visscher vertelt hoe de proef in de praktijk verloopt en wat dat zegt over de landbouw van morgen.
Wat is het belangrijkste verschil tussen scenario 2030 en 2040?
“In scenario 3, waarin de landbouw van 2040 wordt getest, zijn de restricties nóg strenger. We gebruiken geen gewasbeschermingsmiddelen meer waar PFAS in zit. Daarnaast zijn middelen uitgesloten waarvan de afgelopen drie jaar in deze regio overschrijdingen in het oppervlaktewater zijn vastgesteld. In suikerbieten kun je daardoor eigenlijk niets meer inzetten tegen de bestrijding van schimmelziekten. Daarnaast is de N-gebruiksnorm met 40 procent verlaagd, waar dat in het scenario van BvdT 2030 nog 20 procent was. Dat betekent minder bemestingsruimte, dus we kiezen in aardappelen bewust voor rassen die met minder stikstof toe kunnen.”
Dat klinkt behoorlijk ingrijpend. Wat betekent dat voor het werk op het land?
“Het aantal beschikbare actieve stoffen neemt flink af. Hierdoor vermindert het totaal aantal bespuitingen, dus combineren we dat met rassen met verbeterde resistentie in aardappel en goede bladgezondheid in suikerbiet. Ook gebruiken we de BlightApp in aardappelen om het optimale spuitmoment te bepalen. Dit jaar hadden we geluk: het was droog, dus de Phytophthora druk bleef laag. Maar in een nat jaar zouden we waarschijnlijk al in juli door onze middelen heen zijn, terwijl het seizoen dan nog lang niet voorbij is. Gevolg is een enorme opbrengstderving.”
Schimmelziekten zijn het grootste risico, maar er zijn ook nog plagen.
“De belangrijkste plaag die we in aardappel tegenkomen is de Coloradokever. Dit jaar waren er weinig, dus was bestrijding niet nodig. Wanneer dat wel moet, zetten we de Colorado Beetle Catcher in, omdat we in scenario 3 geen insecticiden gebruiken. Door het klappen tegen de plant treedt wel wat bladschade op, dus is zoeken naar de optimale timing: vaak zijn er nog geen kevers als het gewas de juiste hoogte heeft, en andersom.”

Mechanische onkruidbestrijding klinkt duurzaam, maar is het ook werkbaar?
“Zonder chemie moeten we alles mechanisch onder de duim houden, maar het resultaat is erg weersafhankelijk en kost enorm veel tijd. In aardappelen lukt het nog wel door de ruggen te eggen en weer op te bouwen, maar in bieten is het lastiger: de plantjes zijn klein en kwetsbaar, dus je moet wachten met schoffelen, en dan is het onkruid vaak al (te) groot. Bovendien moet het droog zijn, anders groeit het onkruid gewoon weer aan. Op onze losse grond krijg je bovendien snel last van ‘bulldozeren’. Uiteindelijk heb je er veel werk van: zowel mechanisch als handmatig. Dat is duur en tijdrovend.”
Maar misschien haal je de milieudoelen wel?
“Niet per se. Minder middelen levert wel minder milieubelastingspunten op, maar als een gewas minder goed groeit of zelfs uitvalt, neemt het ook minder stikstof op en spoelt er juist méér uit. Een gezond gewas houdt voedingsstoffen beter vast. Dus het is complexer dan alleen ‘minder is beter’.”
Zijn er ook nieuwe technologieën die helpen om slimmer te werken?
“Ja, we ontwikkelen samen met collega-onderzoeker Geert Kessel een beslissingsondersteunend systeem voor Alternaria. Die app helpt het juiste moment van spuiten te bepalen. Veel telers beginnen te vroeg met Alternaria-bestrijding. Met deze data kun je middelen besparen - als die tegen die tijd nog niet zijn weggevallen - en duurzamer telen. Het is nog in de testfase, maar veelbelovend.”
Wat zijn de grootste uitdagingen voor 2040?
“Onkruid blijft de grootste kopzorg, vooral in suikerbieten. En als je alleen nog mechanisch werkt, ben je afhankelijk van het weer. In de ziektebestrijding in suikerbieten kun je bijna niets meer chemisch doen, maar ook in aardappelen verdwijnen er in dit scenario veel middelen. Het is belangrijk om resistenties te behouden, maar daarvoor moet de ‘gereedschapskist’ gevuld blijven met voldoende middelen.”
Hoe gaan telers reageren op scenario 3, denk je?
“De meesten zullen zeggen: ‘Ja, maar dit jaar was droog, dus dat telt niet.’ Ze weten dat het bij nat weer een stuk moeilijker wordt. Bovendien vraagt dit systeem veel van hun planning. In plaats van één vast spuitmoment per week, bepalen data nu het spuitmoment. Soms moet je na vijf dagen alweer spuiten of juist pas na twee weken. Dat is lastig in te passen in een volle werkweek en je moet al die apps ook continu bijhouden.”
Welke obstakels staan opschaling van scenario 3 naar bedrijfsniveau in de weg? “Het is enorm bewerkelijk. Mechanische onkruidbestrijding is alleen effectief bij droog weer, en dat beïnvloedt de hele planning. Spuiten kun je, als het niet lukt, morgen ook nog doen. Bovendien kun je achteraf nog corrigeren, dat gaat bij mechanische onkruidbestrijding niet. En natuurlijk zijn de risico’s op opbrengstverlies groter. Daar verwacht ik de grootste drempel voor telers.”
Valt er met het 2040-scenario een financieel gezond bedrijf te runnen?
“Theoretisch kan het, maar niet elk jaar en niet zonder slag of stoot. Het perspectief op de lange termijn is vooralsnog dus onzeker. Het vraagt kennis, timing en misschien nieuwe gewassen of rassen. Wij laten op proefboerderij Valthermond zien wat er mogelijk is, maar ook waar het wringt. En dat is precies waarom we dit onderzoek doen.”
In het volgende artikel kijken we naar de resultaten van de drie scenario’s.
Tekst: Clarisse van der Woude