NVWA: Bruinrot op twee pootgoedbedrijven in Friesland

Begin september is een eerste vondst van bruinrot gedaan in een pootgoedpartij op een Fries bedrijf. Bij dezelfde teler is begin oktober een tweede partij pootgoed besmet bevonden. De partijen zijn de afgelopen jaren op het eigen bedrijf vermeerderd. Er is niets vanuit de besmette partijen uitgeleverd naar andere bedrijven. Nader onderzoek op het bedrijf heeft geen nieuwe besmettingen in pootgoed aangetoond.
Maatregelen worden genomen om besmette partijen te vernietigen en verspreiding van de bruinrotbacterie te voorkomen. De introductie van de besmetting heeft zeer waarschijnlijk in 2024 plaatsgevonden door contact met besmet oppervlaktewater. De besmet bevonden pootgoedpartijen stonden in 2024 vlakbij elkaar langs dezelfde watergang. Deze watergang is tijdens het traceringsonderzoek van dit najaar positief getoetst op de aanwezigheid van de bruinrotbacterie, zo meldt NVWA.
Traceringsonderzoek bij tweede bedrijf
Begin oktober is op een tweede pootgoedteler in Friesland een derde vondst van bruinrot gedaan in een partij. Het betreft een samengevoegde partij van twee klonale lijnen afkomstig van twee verschillende pootgoedleveranciers in 2023. Het traceringsonderzoek is volgens NVWA nog gaande. Klonaal verwante partijen die in 2023 zijn uitgeleverd aan twee andere bedrijven zijn momenteel nog in onderzoek.
Een in 2024 uitgeleverde zusterpartij van de besmet bevonden partij is in Duitsland positief getoetst op bruinrot. Het onderzoek naar de mogelijke bron van besmetting is nog in volle gang.
Werkwijze en maatregelen bij quarantaineziekten
Bij de integrale toetsing van pootgoed worden de aardappelen in Nederland getoetst op twee bacterieziekten die in de Europese Unie de quarantainestatus hebben. Ralstonia solanacearum, de veroorzaker van bruinrot en Clavibacter michiganensis, de bacterie die ringrot veroorzaakt.
Bij een verdenking op een pootaardappelpartij wordt het betreffende bedrijf vastgelegd. De volledige aardappelteelt op het bedrijf en de klonale lijn van de verdachte partij worden in beeld gebracht. Ook wordt gekeken naar risicofactoren, zoals watergebruik en machinecontacten. Vervolgens worden alle pootgoedpartijen op het bedrijf bemonsterd. Bij een vermoeden van een besmetting vanuit de klonale lijn worden ook alle uitgeleverde zusterpartijen in het onderzoek betrokken en vastgelegd. Uiteindelijk besmet bevonden partijen moeten vernietigd worden.
Wanneer een partij niet besmet is bevonden, maar er toch redenen zijn om aan te nemen dat de partij in contact is geweest met een besmetting, dan wordt de partij 'waarschijnlijk besmet' verklaard. De partij raakt dan de pootgoedstatus kwijt. Het traceringsonderzoek zal verder uitwijzen of het mogelijk en verantwoord is om pootgoedteelt op de tot het bedrijf behorende landbouwgrond in het eerste jaar na de besmetting toe te staan.
Bron: NVWA


