In debat over de ruzie in het kabinet willen de ministers niet ingaan over de ruzie in het kabinet

Er was geen sprake van ruzie, zeiden de verschillende bewindspersonen in de Tweede Kamer, in een debat dat op de agenda stond als ‘Debat over de ruzie in het kabinet over mest’. Liever spraken ze over ‘stevige discussies’ die plaatsvonden ‘in het kader van besluitvorming binnen het kabinet’. Over de inhoud van het achtste actieprogramma waar het kabinet nu aan werkt wilden ze ook niet praten; volgens minister Wiersma was het niet gebruikelijk dat daarover met de Kamer wordt gediscussieerd wanneer er besluitvorming in het kabinet plaatsvindt. Om dezelfde reden had de minister ook analyses van planbureaus en appreciaties van de landsadvocaat en de Europese Commissie over de juridische houdbaarheid van de plannen niet gedeeld. „Zodra het kabinet een besluit heeft genomen”, zei ze, „wil ik u met alle plezier die stukken toesturen en daar een debat over voeren.” Maar tijdens dit debat wilde ze dat niet doen. Om dezelfde reden wilde zij, net als haar medebewindslieden, geen antwoord geven op inhoudelijke vragen van Kamerleden over bijvoorbeeld de waterkwaliteit, de breedte van bufferstroken, of de aanwijzing van kwetsbare gebieden.
Frustratie
Het frustreerde de Kamer, vooral vanwege de timing. Donderdag gaat de Tweede Kamer met reces, en vrijdag neemt het kabinet mogelijk een besluit over het achtste actieprogramma. Dat gaat dan in op 1 januari 2026, terwijl de Kamer pas in de tweede week van januari terugkomt van dat reces. Een debat zou dus pas plaats kunnen vinden als dat actieprogramma al wordt uitgevoerd.
En dat terwijl het conceptprogramma al in juli klaarlag. Volgens Kamerleden had het kabinet eerder een besluit kunnen nemen over het definitieve actieprogramma, zodat er nog ruimte genoeg was geweest om daarover met de Kamer in debat te gaan voor de ingangsdatum.
Caroline van der Plas zag het trouwens anders. Dat er ‘verschillen van inzicht’, zoals zij het noemde, bestaan tussen kabinetsleden, zag ze niet als probleem. „Het is een teken van betrokkenheid bij de opgave.” Zij wacht vol vertrouwen het overleg van het kabinet af, zei ze.
VVD-Kamerlid Renate den Hollander zei ook dat haar partij erop vertrouwde dat het kabinet een zorgvuldig besluit zal nemen. Maar wel „een dat ook standhoudt bij de Europese Commissie en bij de rechter”, voegde ze daaraan toe. „Want ondernemers hebben niets aan een kabinetsbeleid op korte termijn dat leidt tot problemen op lange termijn.”
Wantrouwen en uitstel
Laura Bromet (GroenLinks/PvdA) had genoeg van een minister die, in haar woorden, ‘een einde heeft gemaakt aan het besturen met draagvlak, aan het maken van beslissingen op basis van feiten en de wetenschap, en die geen boodschap heeft aan de expertise van haar ambtenaren, maar alleen luistert naar haar eigen onderbuik.’ Ze diende daarom – niet voor de eerste keer, wel voor de eerste keer met de nieuwe Kamer – een motie van wantrouwen in. Behoorlijk ongemakkelijk, omdat daar waarschijnlijk pas donderdagmiddag over gestemd kan worden, terwijl de minister ’s ochtends al bij de Kamer mag aantreden voor een debat over vogelgriep.
Pieter Grinwis (CU) diende samen met Jan Arie Koorevaar (CDA) en Anne-Marijke Podt (D66) een motie in om een besluit over het achtste actieprogramma over te laten aan een volgend kabinet en tot die tijd het zevende actieprogramma door te laten lopen. Minister Wiersma vond die motie ontijdig, omdat het kabinet nog geen besluit had genomen. „Maar als een meerderheid van de Kamer donderdagavond voor die motie stemt, gaat het kabinet die dan ook uitvoeren?”, vroeg Laura Bromet. Daar wilde de minister geen ja of nee op zeggen. „Ik loop niet vooruit op moties die nog niet zijn aangenomen.”



