
Opnieuw matig broedsucces van grutto in 2025: waar staan we en wat betekent het?

Het gemiddelde broedsucces van de grutto is een lichte verbetering na het matig tot slechte broedseizoen van 2024, maar nog steeds onvoldoende voor behoud van de Nederlandse gruttopopulatie in de toekomst.
Voor de grutto wordt in veel weidevogelgebieden het Bruto Territoriaal Succes (BTS) bepaald. In het voorjaar worden het aantal broedparen geteld en eind mei tot half juni het aantal gruttogezinnen met (bijna) vliegvlugge kuikens. De verhouding tussen het aantal broedparen en het aantal gezinnen geeft het BTS. Het BTS is een goede indicatie voor het broedsucces van de grutto en wordt weergegeven met het stoplichtmodel: groen (voldoende, meer dan 65 procent), oranje (mogelijk onvoldoende, 50-65 procent) en rood (onvoldoende/slecht, minder dan 50 procent). In 2024 kwam het BTS van de grutto landelijk gemiddeld op de grens van oranje en rood. Dit jaar kleurt het stoplichtmodel oranje.
In totaal zijn ruim 10 duizend broedparen van de grutto gevolgd om goede indicatie te kunnen geven van het landelijke broedsucces. De resultaten komen overeen met het onderzoek naar jonge, vliegvlugge grutto’s van Vogelbescherming, Rijksuniversiteit Groningen en Sovon, die later in het seizoen worden geteld op verzamelplekken voor de trek. Daaruit bleek dat het aantal uitgevlogen jongen in 2025 weliswaar hoger ligt dan in de afgelopen jaren, maar nog steeds zo’n 11 procent lager is dan nodig om de populatie weer te laten groeien.
Geschikt leefgebied, predatie en droogte
Voor een succesvol broedseizoen spelen sleutelfactoren als een geschikt leefgebied, predatiedruk en weersomstandigheden een belangrijke rol. Dat bepaalt of er voldoende voedsel beschikbaar is en er voldoende rust en veiligheid is om op te groeien. De factoren hebben onderling invloed op elkaar en lijken ook dit jaar voor forse regionale verschillen te zorgen.
In Friesland bijvoorbeeld waren de broedresultaten op eerste gezicht gemiddeld, maar bij nadere analyse bleken regio’s sterk uiteen te lopen. De aanhoudende droogte van februari tot eind mei en lokaal hoge predatiedruk speelden een duidelijke rol. Opvallend is dat op de Friese Waddeneilanden aanzienlijk minder gruttoparen tot broeden kwamen dan vorig jaar. In Noord-Holland scoorden net als voorgaande jaren de grote gebieden met veel broedparen gemiddeld hoger dan de kleinere gebieden. Opvallend waren de groene cijfers in de noordelijke gebieden, zoals West-Friesland en Wieringen, terwijl het broedsucces op Texel juist bijzonder laag was, waarschijnlijk door het droge voorjaar.
Structurele druk op de populatie
De cijfers laten zien dat het broedsucces van de grutto – ondanks incidenteel goede jaren – onder druk staat. Het aantal broedparen neemt elk jaar af en het broedsucces is structureel te laag om de landelijke gruttopopulatie op peil te houden.
Het broedsucces van 2025 onderstreept het belang van investeren in maatregelen die de kwaliteit van het leefgebied verbeteren. De noodzaak van blijvende inzet op waterbeheer, predatiebeheer en weidevogelvriendelijke landbouw in het boerenland is duidelijker dan ooit. Daarbij is samenwerking tussen boeren (verenigd in agrarische collectieven), boerenlandvogelvrijwilligers, natuurorganisaties, jagers en alle andere gebiedspartijen onmisbaar.
In heel Nederland werken al ruim 12 duizend boeren actief aan Agrarisch Natuur- en Landschapsbeheer. Verenigd in agrarische collectieven van BoerenNatuur leggen zij onder meer plasdrassen aan en beheren ze natuurlijk kruidenrijk grasland. Ruim 6 duizend vrijwilligers zetten zich samen met de landschapsbeheerorganisaties actief in voor de monitoring en bescherming van weidevogels. Niet alleen tellen zij weidevogels, maar ook helpen zij de boeren bij de bescherming van nesten en kuikens op het boerenland.
Beeld: Thijs Glastra, LandschappenNL




