Loofdoding 2.0 in pootgoed duurt langer maar is zeker zo effectief
Starten met Quickdown lijkt vooralsnog de beste methode, is de ervaring van toelatingshouder Certis en Delphy. Het middel werkt in tegenstelling tot wat zijn naam suggereert beduidend minder snel dan Reglone en Finale, maar is wel effectief. Bovendien leidt het tot minder hergroei. Het zorgt voor een meer natuurlijke afsterving, vertellen Fokke Smit van Certis en Niek Vedelaar van Delphy. Quickdown, gevolgd door een tweede bespuiting met dit middel en een behandeling met Spotlight Plus lijkt vooralsnog de beste combinatie. Loofdoding 2.0, zoals Certis dit noemt.
Na een bespuiting met Quickdown staat de ontwikkeling van het loof en de knollen niet direct stil, in een normaal jaar groeit het gewas nog een week door, zegt Smit. Dat vraagt dan ook om een andere aanpak. „Een teler moet eerder beginnen met loofvernietiging. Je moet voorkomen dat de aardappelen uit de maat groeien.”
Monitoring
Monitoring wordt daarom steeds belangrijker. „Voorkom dat je het gewas heel snel dood moet maken, waardoor je stressreacties in het gewas zou kunnen krijgen. Dat leidt alleen maar tot hergroei.”
Spotlight Plus is een goed middel in het loofdodingsproces, maar is minder geschikt als eerste bespuiting, erkennen Smit en Niek Vedelaar van Delphy. In een proefveldje waar als eerste volvelds is gespoten met dit middel is het loof aangetast, maar nog lang niet dood. „Dit is geen zinvolle strategie”, concludeert Vedelaar.
Klasseverlaging
De langzamere werking van Quickdown en Spotlight Plus zorgt wel voor een nieuwe uitdaging: de NAK hanteert een termijn van twaalf dagen tussen het verkrijgen van toestemming voor loofvernietiging en het moment waarop het loof daadwerkelijk dood is. Percelen waarvan het loof niet binnen die termijn is afgestorven, worden in klasse verlaagd. Wie puur chemisch (dus zonder klappen) het loof wil vernietigen, haalt die termijn niet, zegt Vedelaar. De NAK erkent dit probleem en beraadt zich momenteel op hoe hier mee om te gaan. Het is nog niet duidelijk of de regelgeving voor volgend teeltseizoen wordt aangepast.
Dat de werking van Reglone toch niet altijd top was, blijkt eigenlijk pas dit jaar, nu er zo nadrukkelijk de focus ligt op de effectiviteit van dit middel in vergelijking met de alternatieven. „Het lijkt supergoed, maar schijn bedriegt”, zegt Smit bij een veldje waarin volgens de huidige strategie is gespoten. Het probleem in dit veldje: hergroei. „Zeker in een moeilijk jaar, zoals vorig jaar, zie je al na vier dagen een stressreactie van het loof. En dat wil je niet met het oog op ziektes.” Bovendien blijft het loof na een behandeling met Reglone taaier dan in vergelijking met een bespuiting met Quickdown. „En taaier loof stroopt in de rooimachine.”
Je gaat ineens heel anders naar Reglone kijken, zegt Smit lachend. „We krijgen nu veel reacties van telers over hergroei na een bespuiting met Reglone.” Hadden deze veldproeven dan niet al veel eerder gedaan kunnen worden? Nee, denkt Smit. „Dan waren we een roepende in de woestijn geweest. Iedereen zwoor bij Reglone. Nu is de tijd rijp om ook naar andere middelen te kijken.”
Loofklappen
Op het proefveld van Delphy wordt ook gekeken naar de effecten van verschillende spuittechnieken, zoals Winggsprayer, conventioneel en luchtondersteuning. De voorlopige conclusie: de conventionele spuit komt het verst, tussen luchtondersteuning en Wingssprayer is vooralsnog weinig verschil zichtbaar.
Ook ligt er een proef met een loofklapper van Piet Regnerus. Klappen brengt een oud probleem weer naar boven: op de aardappelruggen blijft veel loof liggen. Dat is ook duidelijk zichtbaar op de proefvelden. Onder droge omstandigheden levert dat op zich weinig problemen op, maar als het nat is, verhoogt dit de kansen op ziektes. „Dat is nog wel een aandachtspunt voor de toekomst”, zegt Vedelaar.