LTO: ruimtelijke impact meewegen bij subsidie voor zonneparken
LTO Nederland ziet met lede ogen aan hoe in de Regionale Energie Strategieën (RES'en) een groot aandeel zonneparken wordt ingepland. 'Ook in de huidige SDE+-regeling zijn veel plannen voor zonneparken op landbouwgronden beschikt. Dit terwijl ze niet bijdragen aan het verbeteren van de bodemvruchtbaarheid, hetgeen juist zo noodzakelijk is voor het vasthouden van koolstof in de bodem en voor het verbeteren van biodiversiteit', schrijft LTO.
De kracht van de nu voorliggende SDE++regeling zit 'm in de kostenefficiency per vermeden ton CO2, aldus de organisatie. 'Tegelijkertijd wordt hierdoor een eenzijdige afweging gemaakt, waarin de ruimtelijke impact niet wordt meegewogen.' LTO Noord wil dat aspect daarom laten meetellen als afwegingscriterium voor de subsidieverstrekking.
LTO wil daarbij de zogeheten Zonneladder hanteren als onderdeel van die toetsing. Die bepaalt de voorkeursvolgorde voor zonnepanelen: eerst op daken, bebouwde oppervlakten en loze oppervlakte. Zo wordt kostbare landbouwgrond, die vaak bepalend is voor het aangezicht van het landschap, een laatste optie. De Zonneladder moet wat LTO betreft als afwegingskader worden verankerd in de Omgevingswet, die mede bepaalt waar welke zonneparken en windmolens mogen komen.
Energieopslag
Daarnaast wil LTO Nederland graag onderzoek naar de mogelijkheid van energieopslag in de SDE++-regeling. Dit kan middels een prikkel voor uitgestelde energielevering ofwel opslag, waardoor piekbelasting van het regionale energienet voorkomen wordt. De land- en tuinbouw leent zich in potentie goed voor deze dienstverlening door de bedrijfsvoering: machines en apparatuur die als accu benut kunnen worden, beschikbare ruimte op het bouwblok en de nabijheid van energieproductieinstallaties. De sector kan hierin een deel van de oplossing zijn, aldus LTO.
Toonaangevend
Volgens LTO Nederland zijn Nederlandse boeren en tuinders toonaangevend als het gaat om de reductie van broeikasgasemissies. Meer dan 42 procent van alle hernieuwbare energie komt nu al van het boerenerf of uit de kas. De energietransitie is tot nu toe voor een groot deel op agrarische gronden gefaciliteerd. Maar de afspraken over de doelstelling voor het opwekken van groene energie zijn volgens LTO tot stand gekomen zonder de land- en tuinbouw daarin te betrekken.
LTO Nederland pleit daarom voor een integrale gebiedsaanpak, waarin ruimtelijke opgaven (duurzame energie, biodiversiteit, grondgebonden voedselproductie, woningbouw) in samenhang worden bezien. Dit betekent dat er oog moet zijn voor de (landbouw)structuur op lokaal niveau. En dat er getoetst moet worden wat de gevolgen van voorgestelde maatregelen zijn voor bijvoorbeeld de grondprijs en grondpositie van boeren en tuinders, de verkaveling, de infrastructuur en ontsluiting en het behalen van andere beleidsdoelen, zoals het sluiten van kringlopen en het vergroten van biodiversiteit.