Column: Na de ‘deken van stikstof’ hebben we nu een ‘deken van landbouwgif’
De monstername werd uitgevoerd door de actiegroep Meten=Weten en na analyse zijn de resultaten beschreven en beoordeeld door twee activistische wetenschappers Margriet Mantingh en Jelmer Buijs. Zij presenteerden hun rapport al in maart maar het wordt nu pas naar buiten gebracht. Deze timing is opvallend nu de internetconsultatie rondom SAS (Structurele Aanpak Stikstof) aan de gang is, moest de aandacht blijkbaar worden afgeleid met een ander frame.
De monstername vond plaats door het verzamelen van planten- en mestmonsters met vaste intervallen vanaf de rand tot het hart van de natuurgebieden omdat de veronderstelling is dat de waardes afnemen naarmate de afstand van een landbouwperceel groter wordt. De uitkomst valt tegen en daar hebben de schrijvers weinig verklaringen voor. Er wordt niet ingegaan op de geschiedenis van de natuurgebieden. Een terrein dat in 2017 overgedragen is door Defensie aan SBB en Natuurmonumenten kan niet vrij zijn van chemische middelen! Ook het kappen van bomen en verschralen van de grond zorgt voor vermenging en verstuiving in het hele gebied.
Een snelle blik door het rapport leert dat minstens 63 procent van de hoeveelheden die worden gevonden niet landbouw gerelateerd zijn. Wat is de bron van chemicaliën in de mest van vee? De clubs rondom dit rapport wijzen direct naar lelie- en aardappeltelers in de omgeving maar wat zit er bijvoorbeeld in het veevoer en wat gebeurt er bij de verteringsprocessen of geeft de meetapparatuur 'false positives'?
Goochelen met getallen
Simon Rozendaal schreef een tijd terug over de PFAS farce: "de 0 wordt steeds kleiner". We kunnen tegenwoordig vaststellen dat het water in een Olympisch wedstrijdbad zoet is geworden van één suikerklontje! Een uitslaand metertje is dan ook niet meteen reden tot paniek.
Om het allemaal wat te laten lijken wijken Mantingh en Buijs bewust (?) af van gangbare verhoudingsgetallen in rapportages. Zo zijn de waarden niet gemeten in vers gewicht zoals gebruikelijk is, maar kozen de onderzoekers er voor om te rapporteren in drooggewicht waardoor de waarden ook een factor 2 tot 5 hoger komen te liggen.
Ook de keuze voor een rapportage van de residuanalyses van LOQ ug/kg in plaats van mg/kg lijkt ingegeven om de impact van de uitkomsten te vergroten. 10 ug/kg ziet er nu eenmaal erger uit dan dan 0,01 mg/kg. De hoogste waarde die is gemeten is 80 ug/kg is 0,08 mg/kg drooggewicht en is dus maximaal 0,02-0,04 vers gewicht. Dat is de maximale waarde die gevonden is… Niet om het goed te praten, want je wil liever niets vinden natuurlijk maar de gevonden waarde is echter laag.
Difenil
Men schrijft zelf in het rapport: „Wij konden niet vaststellen waar het veel gevonden difenyl (ook wel bifenyl genoemd) vandaan kwam. Het maakt veelal ongeveer 50 procent uit van het totale gehalte bestrijdingsmiddelen in de genomen monsters. Deze stof wordt overigens in vergelijkbare hoeveelheden aangetroffen in de vegetatie in Gelderland en Duitsland”. Deze stof is helemaal niet toegelaten in Europa (al zeker 15 jaar niet). Deze kan ook echter ook uit industriële bronnen komen. Men zegt dus eigenlijk zelf dat van de hoeveelheden die men heeft gevonden het grootste deel niet uit de landbouw komt: zij noemen het echter een bestrijdingsmiddel maar weten de bron niet en weten blijkbaar niet dat het niet uit de landbouw kan komen.
Chloorprofam is een relevante stof in deze analyse. De stof is vluchtig, dus problematisch en afkomstig is uit de landbouw. Vandaar ook dat het vanaf 1 oktober 2020 wordt verboden in de EU. In het rapport wordt DEET genoemd. Dit is echter geen ingrediënt van een bestrijdingsmiddel dat is toegelaten in de landbouw: Het wordt wel gebruikt door bijvoorbeeld wandelaars of natuurbeheerders als persoonlijk beschermingsmiddel tegen muggen of teken. Het is de moeite waard verder te onderzoeken waar de gevonden waardes precies vandaan komen. Ook Anthraquinon komt ook niet uit de landbouw. Het is waarschijnlijk een stof afkomstig uit asfalt.
„Het rapport staat verder vol met suggestieve opmerkingen die niet verder worden onderbouwd.”
Het rapport staat verder vol met suggestieve opmerkingen die niet verder worden onderbouwd en de onderzoekers linken de gevonden waarden direct met de vermeende terugval van insecten, zang- en weidevogels. Dit verband is onzeker in ieder geval veel complexer dan men hier suggereert.
Neonicotinoïden zijn in buitenteelten verboden maar komen via de vlooienband van honden en katten terecht in het milieu. Onderzoek toonde al eens aan dat koolmeessterfte een correlatie heeft met huisdierhaar waarmee de nestjes in mezenkastjes zijn opgebouwd. Natuurlijk wordt ook het door NGOs vaak genoemde cocktail-effect opgevoerd en dat dit zeker leidt tot een sterke afname van de biodiversiteit. En wordt er in het geheel niet ingegaan op het product dat het meeste werd teruggevonden en ook nog in de hoogste waardes: difenyl.
Waarom?
Dat natuurbeheer organisaties opkomen voor hun eigen belang is niet persé verkeerd natuurlijk. Immers, schreeuwen dat het heel slecht gaat met de natuur levert extra aandacht en geld op! Echter van redacties bij kranten, radio en TV zou je mogen verwachten dat men niet mee doet aan de framing en polarisatie maar diep in de materie duikt om de juiste dwarsverbanden bloot te leggen.
Waarom het fanatisme rondom het verbieden van plantmedicijnen en voeding voor planten zo groot is ontgaat mij. Volgens de VN moet voor voedselzekerheid van een groeiende wereldbevolking en stijgende welvaart tegen 2050 de productie met 60 procent omhoog. Zonder (kunst-)mest en gewasbescherming gaat dat niet lukken. Chemische bestrijding was eens de redding der aarde tegen onder meer phytophthora, luizen en sprinkhanen. Nu dat allemaal onder controle is, denken sommigen wel zonder te kunnen. In Nederland zijn we met geïntegreerde gewasbescherming gelukkig ook erg succesvol, maar we zijn er nog niet! Net als de mens die met smart wacht op een vaccin tegen Corona moeten we niet wegdromen van de realiteit.
Derk Evert Waalkens
Adviseur, cursusleider en spreker op het gebied van plantgezondheid
Tekst: Derk Evert Waalkens
Beeld: Fenneke Wiepkema