Column: Bert-Jan Huizing: Polariseren helpt debat over gewasbescherming niet

In het hoofdredactioneel commentaar in Dagblad van het Noorden van vorige week vrijdag wordt ingegaan op het onderzoek van Natuurmonumenten en de vereniging Meten=Weten waarbij giftige stoffen in bodemmonsters uit natuurgebieden in Drenthe gevonden werden. De hoofdredactie legt 1-op-1 de link met landbouw. Wie de moeite neemt het onderzoeksrapport eens nader te lezen komt tot de conclusie dat van de giftige stoffen ruim 63 procent niet landbouwgerelateerd is, maar afkomstig is van consumenten en industrie. De overige gevonden chemische stoffen worden wel gebruikt in de landbouw, maar het is onduidelijk hoe deze in het natuurgebied zijn terechtgekomen. Nader onderzoek is hier nodig.
Gifdeken
Het Dagblad spreekt ook over kwistig gebruik van bestrijdingsmiddelen in de landbouw en een gifdeken die over ons land wordt uitgespreid. Gewasbeschermingsmiddelen zijn echter zeer prijzig, tot honderden euro’s per liter. Er wordt dus geen gram meer gebruikt dan strikt noodzakelijk. Dat een boer regelmatig met zijn spuit over de gewassen gaat, wil niet zeggen dat er altijd chemie gespoten wordt. Ook meststoffen en sporenelementen worden vaak op deze manier toegediend. En pootaardappelen (belangrijk gewas in Noord-Groningen) worden vaak bespoten met een in water oplosbare olie zodat er een vettig laagje op het blad ontstaat en de bladluizen geen virussen kunnen overbrengen. Dit middel is ook toegelaten in de biologische landbouw.
Ook het gebruik van middelen als oorzaak voor de afname van insecten is zeer discutabel. Uit onderzoek van de WUR (Wageningen University & Research) blijkt dat de bijensterfte niet zomaar gelinkt kan worden aan het gebruik van neonics (artikel Roelof Kies in Resource: ‘Waar is de bijensterfte gebleven’, 7 nov. 2019). Conclusies worden blijkbaar veel te snel getrokken. Zo bleek bij nader inzien de grote sterfte van mezen niet te wijten aan de landbouwinsecticiden. Onderzoek van het Centrum Landbouw en Milieu en het Nederlands Instituut voor Ecologie wees uit dat de oorzaak lag in de middelen tegen vlooien en teken voor honden en katten. Mezen bouwen nesten met honden- en kattenharen (artikel Trouw , 12 november 2019).
Gezondheidszorg
Net als de gezondheidszorg, de industrie en de consument zal de landbouw nooit volledig zonder chemie kunnen. De gezondheidszorg zorgt voor 140.000 kilo aan medicijnresten in het oppervlaktewater. Acht keer zo veel als gewasbeschermingsmiddelen (Bron: Drinkwaterplatform). Hier zou je zeker kunnen spreken van een deken van gif over ons land. De industrie is ook veroorzaker van verontreinigingen en de consument doet eveneens kwistig mee met ontsmettings- en insectenmiddelen. Particuliere gebruikers zijn ook de grote bron van glyfosaat in oppervlaktewater (Rapport Drentse Aa 2019). Kortom iedereen maakt gebruik van chemie, maar omdat het bij de niet-landbouwtoepassingen binnen vier muren gebeurt of omdat het minder opvalt, is het blijkbaar minder erg voor het milieu.
Uiteraard heeft de landbouwsector een eigen plicht om het gebruik zo veel mogelijk te beperken en te voorkomen dat middelen daar terechtkomen waar ze niet horen. Daarvoor hebben boeren dit jaar ook weer forse investeringen moeten doen in hun spuitapparatuur om aan de strenge regels te voldoen. Emeritus professor Dirk Strijker (Mansholt leerstoel plattelandsontwikkeling aan de RUG) verwoordde het zo: ,,De landbouw moet schoner en efficiënter, maar dat hoeft niet biologisch te zijn. Streven naar biologisch is stedelijk dwaalspoor”.
Goed gesprek
Het is jammer dat onwetendheid en gebrek aan kennis het debat zo polariseren. Op die manier is het lastig om een goed gesprek te voeren. Het staat ook een brede discussie over de toekomst van de landbouw in de weg. Moeten we intensiever zoals de journalisten Hidde Boersma en Maarten Boudry in de NRC stelden een paar weken geleden, zodat we dan minder ruimte nodig hebben en meer mogelijkheden voor natuur? Of moeten we wel meer de biologische kant op? Naar mijn mening ligt de toekomst van de landbouw ergens tussen deze twee uitersten. Maar het belangrijkste is dat we in gesprek blijven en ongefundeerde en niet op wetenschap gestoelde meningen helpen hier niet aan mee.
Deze opinie van akkerbouwer Bert-Jan Huizing verscheen vandaag in het Dagblad van het Noorden. Met toestemming van Huizing heeft Akkerwijzer deze overgenomen.
Tekst: Bert-Jan Huizing
Beeld: Ellen Meinen