Grote regionale verschillen in nacontrole pootgoed

Met name in het gebied Oost-Groningen/Drenthe/Overijssel is het verlagingspercentage flink hoger: hier is tot nu toe 39,9 procent van het areaal verlaagd of afgekeurd. In deze regio valt op dat relatief veel pootgoed in de klasse S is verlaagd: 83 procent. Maar ook aan de onderkant, in de klasse B is met 56 procent een flinke tik uitgedeeld.
Hoge luizendruk in het zuiden
Ook in het zuiden zijn de verlagingspercentages hoog: 33,6 procent. En ook hier zijn grote klappen gevallen in de hoogste klassen. Bij zowel het PB als in de klasse S is 55 procent van het areaal voor de nacontrole in klasse verlaagd of afgekeurd. Het landelijk gemiddelde voor deze klassen staat op 40 procent (PB) en 48 procent (S). De resultaten in Friesland/West-Groningen en Midden zitten meer op of onder het landelijk gemiddelde.
Deze verschillen zijn volgens de NAK deels te verklaren door een zeer hoge luizendruk in het zuidwesten. Daarnaast speelt mee dat het aantal hectares met hoogwaardig pootgoed in het zuiden en in Oost-Groningen/Drenthe/Overijssel veel kleiner is dan in bijvoorbeeld de noordelijke kleigronden. Hierdoor zal een verlaging procentueel veel zwaarder wegen.
In de nacontrole is inmiddels tweederde van de monsters genomen, van meer dan 59 procent van de monsters zijn de onderzoeken afgerond.
Onderzoek bruin- en ringrot
Aanvankelijk was de capaciteit van de NAK voor het aardappelknolonderzoek als gevolg van de coronamaatregelen beperkt. De keuringsdienst richtte zich dan ook (vrijwel) volledig op de verplichte onderzoeken. Uitslagen van bruin- en ringrotonderzoek konden hierdoor vertraging oplopen. Het laboratorium heeft deze achterstanden weten weg te werken en is weer helemaal bij, meldt de NAK. Het aantal monsters met vertragingen voor de bruin- en ringrotuitslag is beperkt gebleven tot minder dan 2 procent. Deze onderzoeken hebben tot nu toe geen besmettingen van bruin- of ringrot opgeleverd.