Groenbemesters voor een gezonde bodem

De Nederlandse bodem barst van het leven. Miljarden bacteriën, schimmels, aaltjes en bodemdiertjes leven in een complex evenwicht met elkaar en met de geteelde gewassen. Verstoring van dat evenwicht ligt in de land- en tuinbouw altijd op de loer. Pathogene (schadelijke) bacteriën, schimmels en aaltjes kunnen dan de overhand krijgen en forse opbrengst- en kwaliteitsderving aan de gewassen toebrengen.

Groenbemesters spelen een belangrijke rol in de bodemweerbaarheid en het evenwicht in de bodem. Resistente groenbemesters kunnen het evenwicht herstellen door populaties schadelijke aaltjes niet te vermeerderen of actief te doden. Andersom kan natuurlijk ook: de verkeerde groenbemesterkeuze, ook als component in soortenrijke groenbemestermengsels, kan schadelijke aaltjes juist vermeerderen. Dit kan onbedoeld tot een zeer hoge aaltjesdruk in de volgende teelt zorgen, met opbrengst- en kwaliteitsderving als gevolg.

Probleemaaltjes in Nederland
Van de circa 1.200 soorten aaltjes in onze bodems zijn er ongeveer 25 schadelijk in de Nederlandse teelten. Ook wanneer deze nog niet voor zichtbare schade zorgen, is het belangrijk de juiste bouwplankeuzes te maken om vermeerdering te voorkomen. Hieronder een overzicht van de schadelijke aaltjes en hun interactie met groenbemesters, al dan niet als onderdeel van een groenbemestermengsel.

Cysteaaltjes
(bieten-, aardappel-, peen- en erwtencysten)
Komen voor op alle grondsoorten en veroorzaken opbrengst- en kwaliteitsderving. Vermeerdering door: klaver, wikken, tillage rammenas, Ethiopische mosterd en bruine mosterd. Veilige keuze: resistente bladrammenas of resistente gele mosterd.

Wortelknobbelaaltjes
(Meloidogyne chitwoodi, fallax, hapla, naasi)
Huist op lichtere gronden en zorgt voor schade in vrijwel alle teelten. Chitwoodi en fallax zijn quarantaineorganismen in vermeerderingsmateriaal. Vermeerdering door: gele, bruine en Ethiopische mosterd, klaver, wikken en Japanse haver. Veilige keuze: resistente bladrammenas.

Wortellesieaaltjes
(Pratylenchus penetrans)
Komen voor op lichte gronden en zogen voor schade in aardappel, ui, maïs, peen, erwt, boon en bloembollen. Vermeerdering door: bladrammenas, mosterd, grassen, facelia, witte klaver en rogge. Veilige keuze: Japanse haverof tagetes.

Organische stof en beworteling
Naast het evenwicht in bodemleven zijn groenbemesters van grote waarde omwille van hun organische stof, beworteling en bijdrage aan de biodiversiteit. Een goed geslaagde groenbemester kan tot wel 1,4 ton effectieve organische stof (EOS) aanbrengen. Dat is al 70% van de 2 ton EOS die jaarlijks gemiddeld nodig is om het gehalte in de bodem op peil te houden. De intensieve beworteling is een extra bonus, die zorgt voor extra lucht en een betere bewerkbaarheid van de bodem. Tot slot brengen groenbemestermengsels extra biodiversiteit, boven en onder de grond en worden ze om die reden grootschalig ingezet als GLB-vergroeningsmengsel!

LG kiest bewust voor een gecontroleerd aantal soorten in haar GLB Greencover-mengsels die elkaar versterken. Of het nu om aaltjesbestrijding, organische stofaanvoer en/of biodiversiteit gaat, met twee tot maximaal drie soorten houden we de primaire functie van de groenbemester op niveau en sluiten we zo veel mogelijk uit dat schadelijke aaltjes binnen hetzelfde mengsel waardplanten vinden waarop ze zich kunnen vermeerderen!