5G brengt precisielandbouw binnen handbereik
Vonder somde wat voordelen op bij de bij de onlinebijeenkomst van de provincie Groningen en LTO Noord. „Dit nieuwe netwerk geeft een beter bereik, ook binnen of onder water of in de grond. Je kunt veel meer sensoren per vierkante kilometer laten werken. Daarnaast is het mogelijk om sensoren met een heel lange batterijduur te gebruiken.” Dat laatste komt omdat de stroomvraag voor de zender op het 5G-net laag is.
Het goede bereik in de grond en onder water opent de mogelijkheid om sensoren die de bodemkwaliteit of water meten, te gebruiken voor beslissingen in de landbouw. Volgens Vonder zijn de aangesloten apparaten die communiceren via het Internet of Things (IoT) in staat heel veel informatie te ontvangen en te versturen via de breedbandverbinding.
Bijzonder voordeel is dat de 5G-verbinding sneller is dan videobellen. Informatie van sensoren en drones komt razendsnel bij verwerkende computers en kan vervolgens gebruikt worden voor het direct aansturen van de veldspuit, de schoffelmachine, de kunstmeststrooier of iedere andere toepassing die in de toekomst bedacht gaat worden met precisielandbouw.
Akkerbouwers willen wel
Vonder zegt dat akkerbouwers al vaak bezig zijn met pilots om de techniek toe te gaan passen. De 5G-proeftuin in Groningen is daar een voorbeeld van. Telers zien toepassingen om arbeid te automatiseren, gewasbeschermingsmiddelen te minderen, kringlooplandbouw te realiseren, data te delen of een transparante keten te bieden, zoals afnemers steeds vaker gaan wensen.
Opvallend is dat bouwers van machines en gebouwen nog niet zo ingespeeld zijn op de nieuwe mogelijkheden die de precisielandbouw biedt. Vonder denkt dat de grote landbouwgebieden in de wereld vaak afgelegen liggen en dus verstoken zijn van een snel internet. „Ik denk dat juist Nederland kansen heeft om voorop te lopen met deze technieken, dankzij onze vele ondernemers in het midden- en kleinbedrijf.”
Product verbeteren
Derk Geesink van aGroFuture werkt sinds 2014 aan landbouwtoepassingen met data en precisie. Hij onderzocht of het mogelijk is de kwaliteit van pootgoed te verbeteren met satellietdata of drones. Daarbij liep hij bij de satelliet aan tegen beperkingen in de informatie via NDVI-metingen. „Het is een goedkope en toegankelijke manier om aan je data te komen, maar bij bewolking werkt het niet. Dat kun je oplossen door voor radarbeelden te kiezen, maar de resolutie daarvan is lager dan bij gewone satellietbeelden. Je krijgt bij satellietopnames een resolutie van 6 bij 6 meter. Vlieg je met een drone dan ga je naar 9 bij 9 centimeter. Die drone is alleen veel meer werk en de kosten zijn hoger.”
Geesink probeert de kosten te drukken van de drone en de toepassingsmogelijkheden en snelheid omhoog te brengen. Bij direct verzenden en toepassen van de data krijgt de techniek meerwaarde. De teler zou gelijk kunnen vliegen met de drone én rijden met de kunstmeststrooier. De techniek laat toe dat je sensoren direct koppelt aan dataverwerkers en machines in het veld.
Het moeilijkste op dit moment is volgens Geesink de directe koppeling van data aan plaatsspecifiek handelen. „De vertaling naar een actie is bij tarwe gemakkelijker dan bij aardappelgewassen. Aan een dicht aardappelgewas is moeilijk te meten met NDVI. Die golflengte is snel verzadigd. Een drone die meet met NDRE laat meer verschillen zien in een dicht gewas. Er is vooruitgang, maar het gaat niet helemaal gemakkelijk.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes