Leren van de Belgen over peulvruchten in het bouwplan
België verwacht een toename van de vraag naar plantaardige eiwitten. Nu is 5 procent van de Belgen ongeveer vegetariër en 11 procent noemt zichzelf flexitariër. „We verwachten daar bovenop een toename van 40 procent in de markt voor plantaardige eiwitgewassen. Maar waar komen de grondstoffen voor die eiwitten vandaan? Nu nog vaak van verder weg. De vraag bij ons in België was hoe dat om te zetten naar een teeltplan?”
Delanote constateert dat zowel België als Nederland grote exporteurs zijn van landbouwproducten, maar voor eiwitgewassen zijn beide landen vooral importeurs. „Sluit de havens van Antwerpen en Rotterdam en wij sterven van eiwitgebrek”, zegt hij gekscherend.
Delanote noemt België en Nederland ‘ongunstige plekken voor eiwitteelten’. „We zijn niet competitief met de rest van de wereld, want onze grond is heel duur en arbeid ook. Maar waarom lukt het dan wel met de fritesproductie? In België is daarnaast de teelt van diepvriesgroenten groot. In het project DiverImpacts onderzochten we hoe de patstelling voor eiwitgewassen te doorbreken is.”
Waarom kiezen voor peulvruchten
De eerste vraag die telers zich zouden kunnen stellen is waarom ze peulvruchten willen telen. Past het goed in de rotatie? Wat verwacht je er verder van, bijvoorbeeld financieel? Delanote ziet om twee redenen voordelen in het opzetten van samenwerkingen tussen telers en andere marktpartijen. De telers kunnen samen zorgen voor volume, want een verwerker draait niet op een paar ton product. Eerder heeft die duizenden tonnen nodig en dan kunnen telers samen borg staan voor genoeg aanvoer. Bijkomend voordeel is dat schommelingen in de opbrengst dan gebufferd worden door teelt verspreid over het land. Voor de telers is uitwisseling van kennis en ervaring van belang voor het ontwikkelen van het aanbod.
De peulvruchtendeskundige verwacht dat kennis en ervaring met gewassen als veldbonen en erwten in Frankrijk en Duitsland nuttig kunnen zijn voor de telers in de lage landen. Toen de wereldhandelsakkoorden de peulvruchtenteelt in België en Nederland decimeerden, bleven die landen toch nog een zeker volume peulvruchten telen. De verwerking ging in deze landen door in de afgelopen tientallen jaren.
Exoten
Hoewel soja, kikkererwt of kidneyboon de afgelopen jaren meer belangstelling kregen, denkt Delanote dat het oog van de telers het eerste kan gaan naar ‘autochtone gewassen’ als bruine boon, veldboon, lupine en erwt. Bij de keuze voor welke soort kan de teler de grondsoort als uitgangspunt nemen. De klimaatverandering en veredeling van soorten naar geschikt voor Noordwest-Europese omstandigheden, kan een impuls zijn voor nieuwe teelten.
Na de oogst
De teelt is volgens Delanote niet het meest ingewikkelde. Het begint pas daarna, stelt hij. Vaak is drogen, schonen en zuiveren een aandachtspunt. De meeste peulvruchten vereisen voor het op de markt brengen extra verwerking. „Wil een teler een eerlijke prijs krijgen, dan is het beter om samen op te trekken met een verwerker. Zoek dus een afnemer die deze waarde met je deelt. Soja moet dan een zelfde saldo op kunnen brengen als stamslaboon. Dat het soms moeilijk gaat in de ontwikkeling, bleek bij kikkererwten. De teelt ging heel goed, maar de oogst en de verwerking bleek het moeilijkste. Zomaar diversifiëren is niet de weg. Zomaar een gewas zaaien is niet genoeg.”
De opschaling van de teelten kan een kostprijsverlaging met zich meebrengen, maar Delanote vindt het te optimistisch om daar enorme prijsdalingen aan de teeltkant uit te halen. „Misschien kan de prijs van een product dan dalen van 2 euro naar 1,50 euro, maar niet veel meer. Het is dus mooi als een afnemer mee wil betalen aan het leergeld van de keten. De dubbele prijs van de landbouwer ten opzichte van de importprijs is trouwens over de hele keten nog wel op te vangen.”
Tekst: Jorg Tönjes
Beeld: Jorg Tönjes