Cumela: ‘Goede aanpak knolcyperus begint met openheid’

Knolcyperus is een sluimerend probleem dat steeds groter wordt, weet ook Steinbusch. „Dachten we vroeger dat het vooral iets was van Limburg en Noord-Brabant, inmiddels weten we dat het onkruid ook in vele andere provincies is te vinden.” De provincies met de meeste besmettingen zijn weliswaar Limburg en Noord-Brabant, maar ook in Drenthe en Noord-Holland zijn al veel besmettingen gevonden”. Op 1 januari 2022 waren officieel 497 percelen besmet met knolcyperus, goed voor 739,9 hectare. Dit aantal lijkt echter het topje van de spreekwoordelijke ijsberg.
Het gevaar van knolcyperus zit onder meer in de snelle vermeerdering: één knolletje is in staat om in één groeiseizoen voor ongeveer 200 planten en 8.000 nieuwe knolletjes te zorgen. Daarbij is een knol meer dan twintig jaar levenskrachtig. De knolletjes laten zich vrij makkelijk verslepen via machines en grond.
Machines schoonmaken
En daar zit de uitdaging voor de loonwerkers. Standaard zullen zij hun machines schoonmaken voor ze naar een ander perceel gaan. Dat betekent leegdraaien na de oogst en de machine schoonsteken en -vegen. Ze gaan immers ook nog met die machines de weg op. Met het bezemschoon maken moeten ook de meeste knolletjes van de machines zijn verwijderd, is de inschatting van Steinbusch. Zou het niet beter zijn om de machines schoon te spuiten of zelfs te ontsmetten? „Dat is niet de standaard. Bovendien ben je dan een groot deel van de dag kwijt met schoonmaken, zeker op de kleigronden.” Het gebeurt wel dat pootgoedtelers hier specifiek om vragen. „Dan gebeurt dat uiteraard, maar die uren worden dan wel doorberekend aan die teler.”
Het schoonmaken van de machines zit volgens hem al goed tussen de oren bij de loonwerkers. Dit doen ze namelijk al langer met het oog op andere ziektes waarbij versleping via grond en/of machines een risico vormt. „Risico’s als bruin- en ringrot staan bij boeren en loonwerkers al goed op het netvlies, omdat deze al meer bekend zijn. Bij knolcyperus is dat helaas nog wat minder.” Boeren spreken niet graag over knolcyperus, is zijn ervaring. Ook wordt het niet altijd herkend.
Besmet perceel als laatste bewerken
Maar daar ligt wel de basis voor een goede aanpak, meent hij: Openheid naar elkaar. „Als een teler bij de loonwerker meldt dat hij een met knolcyperus besmet perceel heeft, zal de loonwerker hier rekening mee houden in zijn planning. Bijvoorbeeld door dit perceel als laatste te bewerken of de machines extra te reinigen als hij klaar is op het betreffende perceel.”
En wat als een loonwerker stuit op een besmetting op een niet gemeld perceel? „Ik hoop dat hij daar dan niet aan de slag gaat. Dat hij zijn planning omgooit en het probleem met de boer bespreekt, om zo verspreiding van knolcyperus te voorkomen.”
Knolcyperus staat zeker op de agenda bij Cumela. „Je moet het daar binnen de sector regelmatig over hebben. Vooral bedoeld om hen scherp te houden op het onkruid.”